Als voorbeelden noemt Ben Voorhorst de slimme elektriciteitsmeters en de elektrische auto. Met uitzondering van zonne- en windenergie wordt ook mobiliteit in het thuissysteem opgenomen. Auto’s zijn met het internet verbonden, maar ook met het elektriciteitsnet. Naast het verbinden en functioneren van de techniek is het volgens Voorhorst ook goed om te kijken naar de gegevens en hoe zaken verrekend worden. ‘Wie gaat over de laadpaal? De netbeheerder, de autofabrikant of de consument. Voor alles valt iets te zeggen.’

Maarten Bakker sluit zich aan bij de woorden van Voorhorst: digitalisering passeert de grenzen van sectoren. Het gaat niet meer over bijvoorbeeld alleen de elektriciteits- of financiële sector. Gegevens over de energieverbruik in huis gaan uiteindelijk bijvoorbeeld bepalen welke lening je bij de bank krijgt, geeft de consultant aan. Om deze gegevens op een veilige manier met elkaar te delen, pleit Bakker voor digitale identificatie. ‘Dat jij als persoon één persoonlijke digitale identiteit krijgt, waarmee jij je kan koppelen aan een auto of thermostaat en dat je dan kan zien dat die producten bij jou horen en je de gegevens kan aanbieden aan dienstverleners.’

Deze digitale identiteit moet volgens Bakker hetzelfde zijn voor een autofabrikant als voor een energieleverancier. Nu zie je volgens hem te vaak dat bedrijven gaan voor het zogenoemde ‘lock-in effect’, het afhankelijk maken van een bedrijf. Als voorbeeld noemt Bakker Apple, dat ook auto’s op de markt wil brengen. 

Rol voor Europa

Bakker en Voorhorst zijn van mening dat voor dergelijke digitaliseringsvraagstukken een grote rol voor ‘Europa’ is weggelegd. Mark van Stiphout herkent dit. Elektrische auto’s bijvoorbeeld kunnen bijdragen aan verduurzaming middels het elektriciteitsnet, kunnen fungeren als opslag voor stroom en kunnen de pieken en dalen in het net opvange en de energietransitie wordt dan ook nog eens goedkoper. Het is dan wel belangrijk dat partijen samenwerken en er standaarden komen. En dat is lastig, zegt Stipthout, omdat ze ook innovatie niet willen remmen. ‘Daar kan de Europese Commissie wat betekenen.'

Van Stiphout wil dus benadrukken dat gesloten systemen, gecreëerd door marktpartijen, niet wenselijk zijn en dat de publieke sector ook de handschoen moet oppakken. ‘We moeten ervoor zorgen dat iedereen op gelijke basis toegang tot data heeft en dat de digitale infrastructuur niet in handen is van de grote techbedrijven. Zo ver is het nog niet in de energiesector, dus daar valt nog een wereld te winnen.’

Voorhorst geeft voor de duidelijkheid nog wel even aan dat marktpartijen wel belangrijk zijn. Het gaat er volgens hem juist om dat partijen als Volkswagen en Mercedes ontwikkelen, maar dat er wel wordt toegewerkt naar een standaard. Daar staan de autofabrikanten ook achter. Er moet daarentegen wel wet- en regelgeving zijn waarin verankerd is van wie wat is, en dat gaat volgens de bestuurder van Tennet niet altijd even snel.

Het is daarom goed om deze discussie te voeren, meent Voorhorst. ‘We hebben in de jaren '80 en '90 ook de energietak opgesplitst, omdat we wisten waar we bang voor waren. Als je dat op dit gebied ook weet, kun je stappen zetten.’ We kunnen volgens Voorhorst een voorbeeld aan Estland nemen, waar ze na de val van de Sovjet-Unie een zeer gedegen en goed functionerende digitale overheid hebben weten op te tuigen.

Van Stiphout geeft aan dat Europa een tussenweg probeert te vinden tussen de 'cowboys in Amerika' en de 'staatsgeleide economie in China' waarbij de vrijheid van burgers onder druk staat. Uiteindelijk kun je als Europese politiek ook wereldwijd invloed hebben als bedrijven ‘onze’ standaarden gebruiken. Volgens Stiphout houden bedrijven altijd rekening met Europa vanwege de grote markt hier. Hij erkent wel dat er nog wel wat moet gebeuren. ‘We hopen dat er over vijf jaar een digitale infrastructuur aanwezig is, waarmee duidelijk wordt wie wat beheert.’

De hele talkshow is hier te bekijken.