Liander, het nutsbedrijf dat het midden- en laagspanningselektriciteitsnet in Nederland voor een groot deel beheert, brengt in kaart in welke regio’s er sprake is van een beperkte transportcapaciteit. Significante delen van Noord-Holland, Friesland, Flevoland en Gelderland staan op code rood. Vooral in Noord-Holland, Flevoland en Friesland zijn er problemen met de transportcapaciteit. Het gaat niet alleen om buitengebieden, maar ook juist om stedelijke gebieden zoals Hoofddorp-Schiphol en Nijmegen, waar nieuwe ontwikkelingen tot stilstand komen.

Code rood betekent dat er onvoldoende transportcapaciteit is voor zakelijke grootverbruikaansluitingen (meer dan 3x80 ampère). Dat betekent dat in deze gebieden door een beperkte transportcapaciteit elektriciteit niet of nauwelijks van naar A naar B komt. De reden: te weinig onderstations en te weinig kabels om de stroom naar locatie te brengen. Zakelijke grootverbruikaansluitingen zijn nodig voor bedrijventerreinen, laadstations voor elektrische auto’s, voor het spoornetwerk, en voor bijvoorbeeld liften in een verzorgingstehuis.

Jarenlang wachten op capaciteit

‘Wij maken ons zorgen over het toenemend gebrek aan transportcapaciteit in Nederland. Doordat de basis niet op orde is, zit er zowel een rem op de ontwikkeling van woningen, als op de vestiging, groei en uitbreiding van bedrijven’, zegt Reinoud Fleurke, bestuurslid van de Stichting Kennisalliantie Bedrijventerreinen Nederland (SKBN). ‘Code rood betekent simpelweg dat je als ondernemer jarenlang moet wachten, totdat er weer stroomcapaciteit beschikbaar is. In de tussentijd moet je het zelf maar uitzoeken. Deze problemen met basisvoorzieningen komen nog eens bovenop de coronacrisis, waar veel bedrijven al onder te lijden hebben. Daarnaast stokt de energietransitie hierdoor ook. Juist bedrijventerreinen spelen een belangrijke rol in deze transitie door de mogelijkheden voor besparen, en het lokaal opwekken van energie met zonnepanelen. Wanneer een gebied echter op code rood is gezet, gaat ook door die verduurzaming jarenlang een streep.’

Bronnen melden dat (nieuwe) bedrijven wel aansluiting krijgen van Liander, maar niet kunnen gebruikmaken van de benodigde stroom. De transportcapaciteit ligt op nul kilowatt. Voor de economische ontwikkeling in deze rode gebieden is dat funest.

Datacenters niet de enige veroorzaker

Er wordt vaak gewezen naar datacenters als belangrijkste oorzaak achter overbelasting van het net, maar een blik op de code-roodkaart van Nederland leert dat dit onterecht is. Overbelasting van het net speelt door heel Nederland, ook in gebieden waar geen datacenters zijn. Vooral voor de energietransitie is het een grote klap. Deze loopt vertraging op in aanloop naar de klimaatdoelstellingen in 2050. De grote druk op het net komt onder meer door de glastuinbouw, energietransitie, laadinfrastructuur voor auto’s, datacenters, het upgraden van het spoornetwerk en het gasloos maken van wijken. Aardgasvrije wijken verbruiken veel meer stroom dan aanvankelijk voorspeld.

Het is niet vanzelfsprekend dat het probleem tijdig wordt opgelost. Omdat Liander onder toezicht staat van de Autoriteit Consument & Markt kan het niet zomaar investeren in nieuwe onderstations en kabels. Ook het aanvragen van vergunningen neemt tijd in beslag. Naar verluidt duurt het tussen de zeven en negen jaar om een investering te realiseren.

Praktijkvoorbeeld: Haarlemmermeer

Een voorbeeld van een nijpende stroomsitutatie vinden we in het gebied Haarlemmermeer. Economisch gezien was dit de afgelopen jaren een van de sterkste regio’s van Nederland, door de nabijheid van de luchthaven Schiphol. Sinds 2015 wordt gezocht naar een locatie voor een nieuw transformatorstation in Hoofddorp, de hoofdplaats van de gemeente Haarlemmermeer. Liander gaf onlangs aan dat een locatie is gevonden, maar het duurt dan nog tot zeker 2025 voordat het station gebruiksklaar is. De facto duurt het dus tien jaar voordat een station er staat. Inmiddels is er ook al behoefte aan een tweede station om de economische groei aan te kunnen.

De netwerkbedrijven proberen momenteel met noodoplossingen de levering van elektriciteit gaande te houden. Bijvoorbeeld met de uitbreiding van omliggende elektriciteitsstations, zoals in De Liede. Genoeg is het echter niet. Sinds oktober 2020 kan Liander nieuwe bedrijven in Hoofddorp, Schiphol-Rijk en Rijsenhout niet meer aansluiten.

'Geen stroomcrisis'

Liander erkent dat er problemen zijn met de transportcapaciteit, maar wil niet spreken van een stroomcrisis. ‘We staan voor een uitdaging van grote omvang, die vraagt om intensieve samenwerking met gemeenten, provincies en andere partners binnen en buiten de energiesector’, aldus woordvoerder Marloes de Vink.

‘Wij lossen de komende jaren veel knelpunten op door het net fors uit te breiden. Maar we voorzien ook dat er nieuwe knelpunten blijven komen. We werken met maatschappelijk geld, dus we moeten goed nadenken over wat we waar investeren. Daarnaast duren vergunningstrajecten voor nieuwe onderstations jaren en is de fysieke ruimte schaars. Meer technisch personeel zou het proces ook versnellen, daar is nu een groot tekort aan.’

‘Het is een puzzel hoe we dit gaan oplossen’, gaat ze verder. ‘Maar we zitten veel aan tafel met partijen. Wat voor investeringen zijn er nodig? Wat is de wens van de gemeente? Dat zijn gesprekken die nu worden gevoerd. Door het energiesysteem zo optimaal mogelijk te gebruiken, houden we de maatschappelijke kosten zo laag mogelijk.’

Balans tussen zonne- en windenergie

Een betere balans in het opwekken van zonne- en windenergie is belangrijk bij het plannen van de te ontwikkelen elektriciteitsinfrastructuur. Nu ligt de focus volgens De Vink nog te veel op zonne-energie. ‘We zien een verhouding van tachtig procent zon en twintig procent wind in 2030. Dat heeft stevige impact op de toekomstplannen. Dat komt omdat een windmolen vaker en relatief meer energie produceert: het waait vaker dan dat de zon schijnt.’

‘Een mix tussen zon en wind is ideaal, want zon en wind pieken zelden gelijktijdig. Bij heel veel zon is er weinig wind en andersom. Om het energiesysteem zo optimaal mogelijk te gebruiken, is een optimale zon-wind mix van 50-50 van groot belang. Niet alleen houden we de maatschappelijke kosten dan zo laag mogelijk, het kost ook nog eens minder ruimteopslag en het is sneller realiseerbaar.’

De consument merkt volgens Liander momenteel niet zoveel van de beperkte transportcapaciteit: ‘Sommige consumenten ervaren spanningsproblemen met zonnepanelen. Grote bedrijventerreinen waar veel ontwikkelingen zijn stagneren nu misschien wel. In Nijmegen-Noord bijvoorbeeld moeten sommige bedrijven tot 2023 wachten, tot er een nieuw station gerealiseerd is.’