Dit artikel verscheen eerder in ROm 11. ROm is gratis voor ambtenaren in het domein van de fysieke leefomgeving. Neem nu een (thuis-) abonnement.
We zitten in het kantoor van NPRZ in de voormalige winkelruimte aan de Mijnsherenlaan, middenin het gebied tegenover metrostation Maashaven. Inmiddels is de vernieuwing van Rotterdam-Zuid zichtbaar op Katendrecht, aan de overkant van de Maashaven. Pastors noemt het ‘geweldig’. Toch is wat daar gebeurt in zijn ogen niet wat nodig is in de wijken van het nationaal programma. ‘Ik signaleer bij ontwikkelaars en bij nogal wat gemeenteambtenaren die met stedenbouw bezig zijn, de neiging om liefst zoveel mogelijk woningen te bouwen voor de moderne stadsbewoner. In hun ogen zijn dat de hogeropgeleiden, alleenstaand en met jonge kinderen, die een duurzame woning willen en niet per se een auto nodig hebben, met het bijbehorende sociale leven en vooral de horeca. Je weet wel, de populatie waar steden als Utrecht en Amsterdam vol mee zitten.
Straks wonen er op Katendrecht 7.000 mensen, in heel Rotterdam-Zuid zijn dat er 200.000. Moeten we hier dan toe naar bijna dertig keer Katendrecht? Heel veel mensen hier zitten daar niet op te wachten. Die hebben een heel ander profiel. Ze komen uit een gezin met een lage opleidingsgraad, hebben inmiddels zelf een mbo-opleiding afgerond en een baan. Zij zijn niet in de eerste plaats bezig met een bakfiets en een duurzame woning, maar willen eindelijk een huis met een tuintje, en een omgeving waar ze de kinderen veilig kunnen laten buiten spelen. School om de hoek, winkeltjes voor de alledaagse boodschappen, een echte woonwijk dus. En minstens één auto, misschien wel twee, die ze dichtbij hun woning kunnen parkeren.’
School, werk, wonen
Pastors heeft het over de middenklasse, die in de wijken van Rotterdam-Zuid aan het groeien is. Met ook in die huishoudens hardwerkende partners en een inkomen van een tot twee keer modaal. ‘Voor elk stadsdeel is dat een heel waardevolle groep mensen. Als je die opkomende middenklasse in de wijk wilt houden, dan moet je de woningen bouwen waar zij naartoe willen. Dat is een van de grote uitdagingen voor Rotterdam-Zuid de komende jaren. Heel lang zijn de betere woningen in plaatsen als Ridderkerk, Spijkenisse, Hellevoetsluis, Barendrecht gebouwd, niet hier. Een groot deel van de mensen daar komen uit Rotterdam-Zuid. Als ik daar op straat loop herkennen de mensen mij meer dan in de wijken van Zuid.’
Hij maakt zich best zorgen over het geringe aantal betaalbare middenklassewoningen, zowel door corporaties als door ontwikkelaars. Hij zit er bovenop. ‘Ik houd de gemeente, ontwikkelaars en corporaties constant voor om ook aan de mensen te denken die al in deze wijken wonen. Dan is het niet alleen zaak om zoveel mogelijk woningen te bouwen, maar precies de woningen die hier nodig zijn.’
‘Om middenklasse vast te houden, moet je de woningen bouwen waar zij naartoe willen’
Zes jaar geleden benadrukte Pastors juist dat de wijkverbetering nou eens niet moest focussen op het verbeteren en bouwen van woningen, de klassieke aanpak van de stadsvernieuwing. Dat vindt hij nog steeds. Hij is blij dat de corporaties inmiddels mogen investeren in projecten voor middeldure huur waar tekorten op zitten, ook al gaat dat niet hard genoeg, zegt hij. ‘Maar er is veel meer nodig. Met betere woningen gaat het niet automatisch beter met de mensen in deze wijken. Wonen staat in onze aanpak ten dienste van beter onderwijs en het creëren van banen. School, werk, wonen. Dat is de volgorde in het programma.’
Positieve resultaten
De jaarlijkse voortgangsrapportage laat voorzichtig positieve trends zien. We zitten in de fase dat we aan het stijgen zijn, aldus Pastors. ‘Vorig jaar zaten we voor onderwijs op veertien van de negentien indicatoren op het niveau waar we dachten in 2021 te zullen zijn. We zien de schooladviezen langzaam omhooggaan. Iets meer scholieren halen kiezen het havoniveau. En in het mbo kiezen scholieren vaker voor zorg en techniek. Bij wonen zitten we op een van de zes indicatoren, en bij werk op drie van de zes. Best een aardig beeld, want we hebben nog twee jaar. We zijn in ieder geval bezig de resultaten te behalen die we elkaar als partners hadden beloofd.’
Het verminderen van het aantal mensen in de bijstand gaat niet hard genoeg, vindt Pastors. De werkeloosheid loopt wel gestaag terug. ‘We hebben vier jaar op rij de wedstrijd gewonnen, met de grootste daling in procenten. Door de corona zien we wel een grotere terugslag. We praten op dit moment met de regionale werkgevers om vacatures bij voorrang te laten invullen door mensen uit dit gebied. Wij begrijpen dat de mensen die op de loonlijst staan en nu met staatssteun worden betaald eerst weer aan het werk moeten. Het gaat erom dat er weer nieuwe banen komen en de mensen uit deze wijken daar extra kans op maken.’
Samenwerken en verbinden
Als wethouder voor Leefbaar Rotterdam heeft Pastors het bestuurlijke vak leren kennen. Dat vond hij mooi, zo zegt hij zelf, en toch is de rol als directeur van het nationaal programma hem meer op het lijf geschreven. ‘Je moet samenwerken om hier daadwerkelijk veranderingen te krijgen. In deze functie kan ik dat aan elkaar knopen en zorgen dat iedereen meedoet. Mijn taak en die van mijn collega’s op kantoor is het om heel goed te luisteren als er ergens iets vastzit en dan met de desbetreffende instanties en personen te gaan praten om ze te wijzen op de kansen die er liggen als ze gaan meewerken. We zitten met alle belangrijke bestuurders uit Rotterdam-Zuid aan één tafel.’
De rol van de burgemeester als onafhankelijk voorzitter van de samenwerking is belangrijk, benadrukt Pastors. ‘Als een wethouder die rol zou hebben, gaat toch iedereen naar hem of haar zitten kijken. De wethouder zit er nu bij als gelijkwaardige partner. Ook dat scheelt en helpt om te voorkomen dat partijen naar de ander wijzen als het ergens vastzit. We hebben hier geen ‘ander’. Iedereen doet mee. We gebruiken de handtekening die ze in 2011 zelf hebben gezet onder de ambities nog steeds als belangrijkste instrument.’
Als iedereen echt meedoet en de lijntjes kort zijn, kan er snel worden geschakeld. Pastors noemt het digitaal lesgeven toen door de corona de scholen dichtgingen. ‘Dat was in een paar dagen voor elkaar. In no time heeft de gemeente er samen met de stichting De Verre Bergen voor gezorgd dat alle kinderen die er nog geen hadden een Chromebook-laptopje kregen om thuis digitaal les te kunnen volgen. Geen getut met tweedehands, die het maar half doen, meteen nieuwe apparaten waarmee ze kunnen internetten. Verder zijn de welzijnsinstellingen langs de deur gegaan om mensen waar nodig te helpen. Ik zie dat de lijnorganisaties, die het toch moeten doen, elkaar makkelijker vinden. Dat is grote winst.’
Ambities en doelen
Naast de integrale aanpak is het stellen van de juiste ambities en doelen een basisvoorwaarde voor succesvolle aanpak van achterstandswijken, stelt Pastors vast. ‘Ambities zijn nodig. Waarom zou Rotterdam-Zuid niet op het gemiddelde niveau van de G4 mogen komen? Neem een referentiestad of wijk, waarmee je jezelf kunt vergelijken met het niveau waar je naartoe wilt groeien.
Een andere belangrijke les is dat je een periode neemt die niet te kort en niet te lang is. ‘Alles onder de tien jaar is onzin, dan kun je beter in bed blijven liggen. Neem er minimaal vijftien of, beter nog, twintig jaar de tijd voor. Je hebt aanlooptijd nodig om met iedereen goede afspraken te maken. Vervolgens moet je die implementeren, er ook nog goed in worden en dat volhouden.’
‘Heel belangrijk dat BZK erbij aan tafel zit. Die rol is niet te onderschatten’
Dat er nu door het kabinet wordt doorgepakt met het programma Leefbaarheid en Veiligheid voelt als een steun in de rug, zegt Pastors. ‘De rol van het Rijk bij deze processen is niet te onderschatten.’ Hij roemt met name de manier waarop het ministerie van BZK het programma aanstuurt. ‘Daar zijn ze zelf te bescheiden over’, vindt Pastors.
‘Heel logisch en nodig dat het beleid voor wijken en integratie bij dat departement zit, waar ook de inrichting van het openbaar bestuur wordt bepaald. Je hebt elkaar allemaal nodig om voor de zwakke wijken samenhangend overheidsbeleid te krijgen. Het feit dat er een belangrijke ambtenaar namens de minister aan tafel zit, zorgt ervoor dat het toch anders gaat. Een beetje van ‘vreemde ogen dwingen’. Je kunt ook niet meer zo makkelijk praten over de rol van het Rijk, dat het te weinig doet, want er zit iemand bij en die praat terug. Die rol is superbelangrijk. Je komt tot betere afspraken en op het moment dat er een reële kwestie speelt, waar andere ministeries voor verantwoordelijk zijn, dan kan die ambtenaar met zijn collega’s op de andere departementen kijken wat eraan is te doen.’
Pastors ziet het als een compliment dat NPRZ als voorbeeld geldt voor de aanpak van andere achterstandswijken. ‘In dit soort wijken is het leven echt anders dan in de rest van Nederland. Heel veel problemen zijn hier geconcentreerd en je kunt het niet louter oplossen door de mensen op hun eigen verantwoordelijkheid te wijzen. Dan is er een speciaal programma nodig.’