Vooral kleine en zeer kleine bedrijven hebben moeite om een opvolger te vinden. Als kinderen niet van plan zijn om de boerderij over te nemen, geraken de bedrijven al snel in de problemen. Van de kleine bedrijven heeft 28 procent van de boeren een opvolger klaar staan, van de zeer kleine bedrijven slechts 18 procent. 

De grotere boeren doen het beter. Hoe groter het bedrijf, hoe groter de kans dat er een bedrijfsopvolger is. De grote bedrijven hebben in 70 procent van de gevallen al een opvolger, terwijl dit 50 procent bij de middelgrote bedrijven is.

Melkveebedrijven hoeven zich over het algemeen het minste zorgen te maken over hun opvolging. Tweederde van de melkveebedrijven heeft al een opvolger in huis, gevolgd door 54 procent van de geitenbedrijven en 51 procent van de pluimveebedrijven. Weinig animo is er voor schapenbedrijven (19 procent), glasgroentebedrijven (20 procent), boomkwekerijbedrijven (22 procent).

De Landbouwtelling 2020 laat verder zien dat landbouwbedrijven in de noordelijke provincies vaker een bedrijfsopvolger hebben dan bedrijven. Limburg staat met een percentage van 34 procent onderaan de opvolgladder. 

Het is niet uniek dat boeren moeite hebben met het vinden van een opvolger. In 2000 zaten er bijna 30.000 landbouwbedrijven zonder opvolger, vier jaar later bijna 27.000. Ook in 2008 (22.730) en 2012 (20.630) lag het absolute aantal hoger dan in 2020. Vergeleken met 2016 zijn de cijfers nagenoeg gelijk gebleven.