Dit artikel verscheen in uitgebreidere vorm in magazine Mooie Pleinen. Vraag nu uw gratis exemplaar aan.

Bij de term veiligheid is de associatie met criminaliteit snel gelegd. Wereldwijd wordt Crime Prevention Through Environmental Design (CPTED, spreek uit als ‘septed’) gebruikt om criminaliteit te voorkomen. Dit model is opgebouwd uit richtlijnen voor de openbare ruimte. Zo adviseert CPTED onder meer goede zichtbaarheid te realiseren, een duidelijk onderscheid aan te brengen tussen openbare en private ruimte en de openbare ruimte goed te onderhouden.

ZETA-richtlijnen

In Nederland gelden normen voor specifieke aspecten binnen de ruimtelijke ordening. Denk aan normen in het kader van de verkeersveiligheid of geluidsoverlast, of het Politiekeurmerk Veilig Wonen. Voor de openbare ruimte als geheel zijn richtlijnen beschikbaar. De Stichting Veilig Ontwerp en Beheer (SVOB) heeft de CPTED-strategieën verder uitgewerkt in het Handboek Veilig Ontwerp en Beheer en beheert een register met geregistreerde CPTED-experts. De belangrijkste uitgangspunten luiden rekening te houden met aantrekkelijkheid, eenduidigheid, zichtbaarheid en toegankelijkheid van een centrum.

Deze zogenaamde ZETA-richtlijnen zijn door SVOB uitgewerkt in thematieken. Een paar voorbeelden: de stichting adviseert dat horeca en terras nabij elkaar moeten liggen (zichtbaarheid), terrassen en looproutes elkaar niet moeten hinderen (toegankelijkheid), goed beheer nodig is (aantrekkelijkheid) en terrasgrenzen gemarkeerd kunnen worden (eenduidigheid).

Randy Bloeme is bestuurslid van SVOB en adviseur bij onderzoeks- en adviesbureau DSP-groep. In deze laatste functie helpt hij overheden met allerlei veiligheidsvraagstukken. Bloeme ziet dat veiligheid, in tegenstelling tot verkeer, vaak niet het eerste thema is dat op de agenda staat. Of ontwerpers werken met bijvoorbeeld zichtlijnen, maar dit niet wordt vastgelegd of getoetst.

Gemeenten kloppen veelal aan op het moment dat er sprake is van een veiligheidsprobleem. Zo helpt DSP-groep gemeente Amsterdam bij de herinrichting van station Lelylaan, waar al jaren veiligheidsproblemen zijn. De projectgroep voor de stationsherinrichting is ontstaan vanuit een mobiliteitsvraagstuk, waarbij het thema veiligheid als apart vraagstuk werd meegenomen. Hier wordt de Veiligheidseffectrapportage (VER) uitgevoerd, een tool om veiligheidsrisico’s in kaart te brengen. ‘Middels een probleemanalyse wordt in kaart gebracht welke risico’s spelen in het gebied, welke rol de inrichting speelt en wat kan er fysiek verbeterd worden.’ 

Gevoel van veiligheid

Maar hoe goed gemeenten ook de veiligheidsrisico’s verkleinen, garantie dat er niks voorvalt is er nooit. En al gebeurt er niks, dan nog kan een bezoeker zich onveilig voelen. Naast daadwerkelijke criminaliteit speelt ook het gevoél van veiligheid een rol. 

In de openbare ruimte scannen mensen onbewust de omgeving om in te schatten hoeveel mensen er rondlopen, welk gedrag er van hen wordt verwacht, en wat ze van anderen kunnen verwachten. Hoe meer zij zich hiermee identificeren, hoe meer zij zich op hun gemak voelen, zegt Joren van Dijk van de Omgevingspsycholoog. Van Dijk adviseert overheden en bouwers hoe zij de gebruikerservaring van de fysieke omgeving kunnen verbeteren. Veiligheidsbeleving is daar vaak een onderdeel van.

Naast daadwerkelijke criminaliteit speelt het gevoél van veiligheid een rol

Lastig is dat meerdere emoties het veiligheidsgevoel kunnen beïnvloeden. ‘Hoe veilig iemand zich ergens voelt, is afhankelijk van de setting waarin hij zich bevindt, maar ook van diens ervaring. Zo kan een situatie die je eerder hebt meegemaakt, denk aan een vervelend tandartsbezoek, invloed hebben hoe je je op enig ander moment in de openbare ruimte voelt, ookal is er ogenschijnlijk geen verband tussen beide. De angst die je in de ene situatie ervaarde, beïnvloedt je beoordeling in een andere situatie.’

Roadblocks & camera’s

Dat maakt dat maatregelen zoals roadblocks niet per definitie een positieve invloed hebben op het ervaren gevoel van veiligheid. En als jij een slechte ervaring met de politie hebt, zul je de aanwezigheid van de dienders niet per se als veiligheidsbevorderend ervaren. Kortom: veiligheidsbeleving is contextafhankelijk.

Overigens is bij die roadblocks ook nog een interessante kanttekening te maken. Na aanslagen in onder meer Nice (2016) en Londen (2017) maakten ook in Nederland obstructiemethoden een opmars. Maar als betonblokken niet gezekerd of te licht zijn, kunnen ze veranderen in projectielen als er iemand tegenaan rijdt, zegt Bloeme. ‘Vaak worden deze maatregelen genomen vanuit een zekere politiek-bestuurlijke druk. Met het plaatsen ervan geven burgemeester het signaal af dat zij hun burgers beschermen. Begrijpelijk, overigens. Je wilt als afdeling openbare veiligheid toch beantwoorden aan de roep iets te doen.’ Onderzoek laat zien dat als de urgentie wegvalt, vaak de roep ontstaat roadblocks weg te halen.  

Een ander zichtbare ingreep: camera’s. Vaak wordt er snel naar cameratoezicht gekeken als veiligheidsmaatregel, terwijl het echt pas het sluitstuk van een bredere aanpak moet zijn, zegt Bloeme. Ze zijn relatief duur, tenzij iemand real life meekijkt geschiedt het kwaad vaak evengoed en het komt voor dat camera’s onvoldoende zicht hebben – bijvoorbeeld doordat een uitgelopen bladerdek van bomen dit belemmert. Ze moeten dus heel doelgericht worden ingezet om effect te hebben. 

‘Plekken die goed gebruikt worden zijn vaak ook veiliger’

Bloeme ziet dat maatregelen steeds slimmer ingepast worden, zoals gemeenten die paaltjes neerzetten of maken een bocht zodanig ontwerpen dat een bestuurder niet kan versnellen en een plein oprijden. Volgens hem loopt Antwerpen wat dat betreft voorop. Vanaf de rondweg tot aan het centrum kunnen voertuigen nergens snelheid maken en het voetgangersgebied in rijden. Ook werkt de stad aan het verstevigen van straatmeubilair met betonnen fundering.  

Mens en context als uitgangspunt

Pleinen zijn een lastig object om veilig in te richten, erkent Bloeme. Je kunt ze voor meerdere doelen inrichten; als verblijfsplein, verkeersplein, of beide. En er spelen vaak meerdere belangen. In het voorbeeld van Lelybaan vinden vervoerders dat het gebied vooral als functioneel moet zijn, maar wil de gemeente ook een verblijfsfunctie.

Bloeme: ‘Pleinen worden veel vanuit verkeersfunctie bekeken of vanuit hun rol in het verkeersnetwerk. Dan wordt er een goede fiets-, loop- of autoroute doorheen of aan de rand gelegd en voor de vorm bankjes en bomen aan toegevoegd. Terwijl een plein, zeker als je kiest voor een verblijfsfunctie, vraagt om analyse. Wat is het voor plek, welke behoefte is er aan groen, wat ligt er omheen? Dat maakt of je een plein aanlegt dat past bij de omgeving.’ Ontwerpen vanuit een te defensieve veiligheidsgedachte kan resulteren in kale plekken waar mensen niet graag verblijven. ‘Vaak zijn de plekken die goed gebruikt worden ook veiliger omdat mensen op elkaar letten. Veiligheid volgt de beleving. Een rafelig randje mag best.’

Verlies niet uit het oog waar je het voor doet, waarschuwt Van Dijk, en neem daarom niet ruimtelijke eisen, maar de gebruiker en huidige situatie als uitgangspunt. ‘Hoe beter kwantificeerbaar, hoe meer richtlijnen er voor zijn. Zo liggen er voor geluidsoverlast richtlijnen. Maar geluidsoverlast gaat vaak niet om absolute decibellen. Het gaat om een ervaring. Gemeentes houden daar te weinig rekening mee.’

Van Dijk: ‘Principes als goede belichting en meer groen zijn vaak goed om mee te werken, maar zelf die kunnen averechts werken. Groen maakt een betonnen ruimte zachter, maar kan ook zorgen voor meer bladafval en onoverzichtelijkheid. Daarentegen kun je bepaalde ‘harde’ maatregelen, zoals roadblocks en politie, juist vriendelijker laten ogen. ‘Denk aan bloembakken als roadblocks, of politie met een petje in plaats officiële outfit.’

Een stadsplein is per definitie een plek waar veel mensen samen komen en een ander soort gebruik plaatsvindt dan op het plaatselijke buurtplein. Een oplossing is de ruimte te segmenteren naar gebruiken. Maar dat is dan weer lastig voor bijvoorbeeld een evenement. Belangrijk, zegt Van Dijk, is daarom altijd belangen van eindgebruikers en andere stakeholders in kaart te brengen.

Plekken zullen nooit 100 procent veilig zijn. En het is een onhaalbaar doel de openbare ruimte af te stemmen op íedere persoon, zegt Van Dijk. ‘Wel kun je behoeftes van bezoekers in kaart brengen. Vervolgens bepaal je met de stakeholders welke behoeften belangrijk zijn, vaak zijn dit de meest dominante behoeften. Vervolgens kijk je hoe je de behoeftes van deze grootste groep kunt faciliteren.’

Maak ook een overzicht van situaties waarvan stakeholders wensen dat die plaatsvinden, zegt Van Dijk. Probeer ze in termen van behoeften, gedrag, interacties en type mensen zo concreet mogelijk te maken. Vervolgens stem je ontwerpkeuzes af op deze situaties. Deze manier van werken vergroot de kans dat mensen een plein als veilig ervaren. Kortom: een veilig plein is bovenal maatwerk.