Door Casper Verwer, ecoloog bij de Stichting IUCN Nederlands Comité, de Nederlandse afdeling van de internationale unie voor natuurbescherming. Dit artikel verscheen in uitgebreidere vorm in vakblad Groen 10, 2020.

Ruim een kwart van de biodiversiteit op aarde leeft in de grond. Microben, springstaarten, regenwormen, mollen: allemaal zijn het bodembewoners. En er zijn tal van insecten die hun levenscyclus deels ondergronds doorbrengen. Eén lepeltje grond kan duizenden soorten, miljoenen individuen en zo’n 100 meter aan schimmeldraden bevatten. In zekere zin kun je zelfs planten en bomen tot de bodemorganismen rekenen omdat ze via hun wortelstelsels essentiële voedingsstoffen in de bodem brengen, waar andere bodemdieren dan weer van leven. Dit rijke bodemleven is essentieel voor tal van natuurlijke bodemfuncties, waaronder het vasthouden en zuiveren van water, opslaan van CO2 uit de atmosfeer, het onderdrukken van ziekten en plagen door ruimte te bieden aan natuurlijke plaagbestrijders en het recyclen van nutriënten.

Al in 1997 schatte een Amerikaans onderzoek de totale waarde van alle natuurlijke bodemfuncties wereldwijd op 1500 miljard dollar. Door deze functies vormt een vitale bodem een belangrijke sleutel naar verduurzaming en toekomstbestendige ruimtelijke ontwikkeling. Maar ons bodemleven staat onder zware druk door fysieke verstoring en achteruitgang van de milieukwaliteit. Hierdoor nemen deze natuurlijke bodemfuncties snel af.

Drastische gevolgen

Volgens hoogleraar Henk Siepel van de Radboud Universiteit zijn veel landbouwbodems inmiddels ‘zo dood als een pier’. Maar de achteruitgang van biodiversiteit in de bodem beperkt zich niet tot het buitengebied. Ook in steden zien we nog altijd een trend van verstening, zowel in de openbare ruimte als in tuinen, waarbij regenwater versneld wordt afgevoerd. Ondanks de notie dat we het water van stortbuien zouden moeten opvangen en laten infiltreren. De laatste jaren zien we bovendien een verregaande ‘verdozing’ van het landschap door de bouw van distributie- en datacentra die soms wel 40.000 vierkante meter groot zijn.

 Intensief bewerkte landbouwbodems houden beduidend minder water vast

De afnemende bodembiodiversiteit heeft drastische gevolgen voor de samenleving en voor de economie. Intensief bewerkte landbouwbodems houden bijvoorbeeld beduidend minder water vast dan percelen waar regeneratieve landbouw plaatsvindt. Ze zijn daardoor minder weerbaar tegen extremere weersomstandigheden, die door klimaatverandering vaker optreden. Ziekten en plagen steken eerder de kop op omdat natuurlijke plaagbestrijders zoals sluipwespen, oorwormen en lieveheersbeestjes zijn verdwenen.

Vergelijkbare effecten zie je ook in de stad. Denk aan wateroverlast in stedelijk gebied, hittestress, bomen en struiken die verdrogen, maar ook bijvoorbeeld aan de opmars van de eikenprocessierups, die op veel plekken onder andere door gebrek aan natuurlijke vijanden kan uitgroeien tot een plaag.

IJkcentrum

Een ander punt van aandacht is de manier waarop wordt gebouwd. Bij bouwprojecten worden grote hoeveelheden goede grond afgegraven en elders in het land weer opgebracht. Dit grondverzet verstoort de biodiversiteit en de van nature aanwezige zadenbank van een gebied. Het duurt vele decennia om deze te herstellen, soms zelfs wel 100 jaar. Een deel van het bodemleven en de plantenzaden gaat definitief verloren. De elders opgebrachte grond verstoort daar op zijn beurt weer de bodem. Onkruiden gaan in verstoorde grond vaak al na een jaar andere planten overheersen en dat leidt tot een onaantrekkelijke omgeving en hoge kosten voor groenbeheer.

Het programma Onder het Maaiveld is opgezet door IUCN NL, De Vlinderstichting, het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) en het Centrum voor Bodemecologie. Het ontwikkelt concrete handvatten en richtlijnen voor bodembeheer waarbij biodiversiteit en natuurlijke bodemfuncties weer toenemen. Om dit te kunnen doen is betrouwbare data en experimenteerruimte nodig. Daarom bouwen de initiatiefnemers op dit moment een IJkcentrum voor de Bodem, een plek waar oplossingen voor goed bodembeheer worden getest. Denk aan bepaalde grondbewerkingsmethoden, gewaskeuze en bemesting, maar ook innovaties als bodemtransplantatie en het injecteren met nuttige bodemschimmels om gedegradeerde bodems tot leven te wekken.

De veldproeven en testopstellingen in het IJkcentrum leveren data waarmee de effecten van verschillende beheersvormen op de vitaliteit van de bodem worden gemeten, zowel voor agrarisch gebied als voor stedelijke omgevingen. Deze kennis en innovaties worden breed gedeeld met tal van betrokkenen, zoals agrariërs, terreinbeheerders, beleidsmakers en projectontwikkelaars.

Bodemlabel

Uitvogelen hoe je de bodem beter kunt beheren is één. Maar hoe kun je er nu voor zorgen dat grondeigenaren ook daadwerkelijk geprikkeld worden om dat te gaan doen? Daarvoor moeten de voordelen en ook de economische waarde van een gezonde, levende bodem veel duidelijker zichtbaar worden. Dat is nu doorgaans niet het geval, want bodemgezondheid speelt geen rol in de grondprijs. Hiertoe willen de partners in Onder het Maaiveld in samenwerking met gemeenten, aannemers en projectontwikkelaars een waarderingssysteem voor de bodem ontwikkelen, toepasbaar op stedelijk, agrarisch en natuurgebied. Een soort label voor de bodem, qua werking enigszins vergelijkbaar met het energielabel voor woningen.

Er valt biodiversiteitswinst te behalen door bij bouwprojecten grondverzet te beperken

Maar de bodem is complex en geen vierkante meter grond is gelijk. Om de grondeigenaar of gebruiker een reële bodemwaardering te geven, brengt het waarderingssysteem tal van relevante factoren samen, zoals bodemtype, -gebruik, -leven en -chemie. Op elk onderdeel kan worden gescoord. Hoe hoger de score, hoe gezonder de bodem. Hoe het systeem er precies uit komt te zien, wordt tijdens de ontwikkeling ervan in het komende jaren duidelijk. Belangrijk is in ieder geval dat het de gebruiker inzicht geeft in hoe de bodem te verbeteren valt of hoe onnodige schade aan het bodemleven kan worden voorkomen. Zo valt er bijvoorbeeld aanzienlijke biodiversiteitswinst te behalen door bij bouwprojecten het grondverzet tot een minimum te beperken.