Vanaf 2015 is te zien dat Nederland meer dan 200 duizend migranten ontving en dit patroon zal zich volgens het CBS, na de coronacrisis, voortzetten. Het huidige beleid houdt volgens de WRR te weinig rekening met deze nieuwe realiteit en is te weinig gericht op nieuwe migrantengroepen. ‘Het beleid is nog te veel geworteld in de wereld van gisteren, toen nieuwkomers vooral kwamen uit de klassieke immigratielanden: Turkije, Marokko, Suriname en de Antillen. Dat is verleden tijd.’
Deze grotere verscheidenheid en de kortere verblijfsduur (de meerderheid zal binnen 10 jaar weer vertrekken volgens het CBS) bij sommige groepen kunnen risico’s met zich meebrengen. Door versplintering kunnen bepaalde groepen met de ruggen naar elkaar toe komen te staan, doordat er houvast wordt gezocht bij de eigen groep. Daarnaast is het vinden van een baan voor sommige groepen een heikel punt.
De verscheidenheid zit ‘m niet alleen in herkomst, maar ook in sociaaleconomische status en migratiemotief. Mensen uit bijvoorbeeld India, China en West-Europa zijn over het algemeen hoogopgeleid, terwijl Oost-Europeanen vaak laaggeschoold werk doen. Syriërs, Somaliërs en Eritreeërs, zijn op de vlucht voor burgeroorlog en onderdrukking. Dit leidt allemaal tot verschillen in juridische status, religie, leeftijd en andere kenmerken die van betekenis zijn voor de maatschappelijke positie van migrantengroepen.
Regionale verschillen
Waar dit misschien de ‘bekende’ problemen zijn, wil de WRR ook wijzen op de ongelijke spreiding van migranten in Nederland. Regionale verschillen in Nederland en verschillende typen gemeenten spelen volgens de denktank ook een rol. Daarom worden acht verschillende typen gemeenten onderscheiden.
De drie grootste steden van Nederland (Amsterdam, Rotterdam en Den Haag) zijn de zogenoemde meerderheid-minderheid steden, daarnaast heb je grensgemeenten en voorsteden (Bijv. Almere en Schiedam), expatsteden (Bijv. Amstelveen, Wassenaar), grootstedelijke provinciesteden (Bijv. Enschede, Tilburg), gemeenten met één grote minderheidsgroep (Bijv. Den Helder, Bergen op Zoom), tuinbouwgemeenten (Bijv. Westland, Peel en Maas) en homogene gemeenten (meer dan 90 procent van de inwoners heeft een Nederlandse achtergrond, zoals Urk en Dantumadiel).
In Tuinbouwgemeenten, waar vooral tijdelijke arbeidsmigranten uit Polen werken, staan voor andere beleidsopgaven dan bijvoorbeeld expatgemeenten, die juist veel kennismigranten uit Japan en India herbergen. In sommige gemeenten is arbeidsdeelname een groot probleem, in andere huisvesting of sociale samenhang en in de grotere steden spelen deze problemen vaak alle drie. De rijksoverheid moet daarom gemeenten passende financiële, juridische en inhoudelijke ondersteuning geven zodat er ingespeeld kan worden op de lokale variëteit, staat in het rapport beschreven.
Aanbevelingen
De WRR komt bovendien met vier uitgewerkte aanbevelingen. Gemeenten moeten, wat betreft het verbeteren van de ontvangst en inburgering van migranten, beter nadenken over welke immigranten het best passen bij de lokale arbeidsmarkt en gemeenschap. Tevens moeten er permanente voorzieningen gecreëerd worden, zodat iedereen wegwijs gemaakt wordt in de samenleving. Het kan bijvoorbeeld helpen om een lokaal of regionaal ontvangstcentrum te creëren voor alle migranten. Zo zouden gemeenten de huidige exclusieve expatcentra kunnen omvormen tot bredere ontvangstcentra die alle nieuwkomers wegwijs maken.
Een gevarieerd aanbod van taal- en andere inburgeringsvoorzieningen past bij de grote verscheidenheid onder de hedendaagse migranten. ‘Voor statushouders zal de inburgering verplicht zijn en grotendeels gesubsidieerd. Voor arbeidsmigranten zal deze vrijwillig zijn, maar van de werkgever kan een grote bijdrage in de kosten worden gevraagd.’
Om de sociale samenhang in een bepaalde buurt te vergroten wijst de WRR op de fysieke leefomgeving, omdat een veilige en schone openbare ruimte een belangrijke voorwaarde voor sociale veiligheid en sociale interactie is. Daarnaast helpt een rijke sociale infrastructuur om de sociale samenhang te versterken. Semipublieke voorzieningen, zoals sportvelden, buurtwinkels, bibliotheken en wijkcentra, versterken de sociale veerkracht van een buurt dragen hieraan bij. Een actief verenigingsleven is immers lastig voor de mensen die na een aantal jaren weer vertrekken. Door aanpassingen in het onderwijs kunnen samenbindende verhalen meer gaan leven en kunnen mensen zich bewust worden van bijvoorbeeld de rechtsstaat in Nederland.
Scholing op de arbeidsplek plaats laten vinden kan de afstand tot de arbeidsmarkt voor sommige migrantengroepen verkleinen. Ook op het gebied van de arbeidsmarkt maant de WRR de overheid tot het spelen van een actievere rol, bijvoorbeeld bij het ontwikkelen van antidiscriminatiebeleid. Werkgevers moeten een wettelijke verplichting krijgen om gelijke kansen bij de werving en selectie van personeel te bevorderen. Gemeenten hebben als normsteller, werkgever en handhaver ook een belangrijke functie.
Door de vergrijzing hebben neemt het aantal mensen dat werkt af. Om de tekorten die ontstaan op te vullen kunnen migranten ook een belangrijke rol hebben. Het is dan wel de vraag of het wenselijk is dat bedrijven volledig afhankelijk zijn van goedkope, tijdelijke migrantenarbeid. Dit leidt niet alleen tot lokale sociale problemen, maar kan ook een drukkend effect hebben op de productiviteitsgroei. Door het gebruik van goedkope migrantenarbeid ontbreekt bij werkgevers bovendien de noodzaak om te innoveren en werknemers te scholen.’
Een idee om het incorporatievermogen van Nederland te managen, oftewel het aantal mensen dat Nederland jaarlijks kan opnemen, wordt ook over de grens gehaald door de WRR. De Duitse ervaringen met een ‘beleidsmatig richtgetal’ kunnen van nut zijn. Een concreet aantal wordt in het rapport niet genoemd.