1. Het bewonersnetwerk (wie)
Een hecht netwerk aan mensen helpt het initiatief verder. Mensen zijn groepsdieren en nemen graag dingen over van medebewoners. Daarbij helpt het als enkele koplopers een ambassadeursrol op zich nemen. Als zij de leiding nemen en voorstellen maken, kunnen ze een hele straat of wijk beïnvloeden. Bewoners raken vervolgens sneller overtuigd door de mensen die dicht bij hen wonen. Uit het onderzoek blijkt dat we eerder bereid zijn om mee te doen als onze buren dat ook doen.
2. Aansluiten bij ‘wat er leeft’ in de wijk (wat)
Als er een goede mate van cohesie is binnen een woongebied weten de mensen beter wat er speelt in hun omgeving en bij de wijkbewoners. Zo kunnen ze in een transitieproject goed inhaken op de wensen en zorgen. Dit zorgt vervolgens voor meer motivatie, aanhang en input van omwonenden, maar ook voor ondersteuning van de lokale overheid, financiële organisaties, scholen en andere lokale instituties.
3. De inzet van hulpbronnen (hoe)
Als laatste zijn ook de organisatie van het initiatief en de hulpbronnen die worden ingeschakeld van groot belang. De aanwezigheid van voldoende sociaal kapitaal (kennis en contacten) zorgt dat bewoners niet beperkt zijn tot de kennis binnen de wijk, maar net als gemeenten andere partijen en informatiebronnen kunnen raadplegen. Ook positief voor het transitieproject is variatie aan competenties binnen de groep. Aanwezige verbinders, ondernemers en techneuten binnen een woonwijk zorgen voor een heldere taakverdeling en gerichte uitvoering van verschillende aspecten van de ontwikkeling.
Externe hulpbronnen kunnen ook veel betekenen voor het project. Denk aan ondersteuning van de lokale overheid of kennis en voorfinanciering van professionele partners. Deze voorbeelden kunnen ook elkaar aantrekken om mee te doen. Wanneer professionele diensten taken oppakken, straalt het project meer vertrouwen uit en sluiten derde partijen zich makkelijker aan.
Ongelijkheid onder bewonersinitiatieven
Een nodige kanttekening vanuit de Universiteit van Amsterdam. Socioloog Michiel Stapper concludeerde vorige maand in zijn proefschrift dat inspraakprocedures en participatieprocessen niet altijd in het voordeel van alle buurtbewoners werken. Hij onderzocht hierin hoe belangen van burgers, de gemeente, en ontwikkelaars in contracten vastliggen.
Omdat deze laatste twee partijen vaak contracten gebruiken om bewonersprojecten te sturen, kunnen sommige belangen verdrukt worden en zo sociale ongelijkheid versterken. Volgens Stapper krijgen de belangen van hoogopgeleide bewoners meer aandacht omdat zij zich makkelijker verwoorden naar ambtenaren en consultants, en meer ervaring hebben in contractuele onderhandelingen. De onderzoeker adviseert dus om contracten toegankelijker voor het publiek te maken, zodat ook bewonersinitiatieven in de energietransitie rekening houden met gelijke inspraak voor alle omwonenden.