Dit is een artikel uit Mooie Pleinen, een magazine met diverse projectverhalen en pleinen-gerelateerde artikelen. Vraag nu uw gratis exemplaar aan.
Outlets zijn bijzondere plekken. Neem bijvoorbeeld Batavia Stad. Wie door deze outlet in Lelystad wandelt, waant zich in een vestigingsstadje uit de zeventiende eeuw. Omsloten door een stadsmuur, met klinkerstraatjes en houten winkelgebouwtjes, maar wel zonder de vuiligheid en chaos die je met dat tijdperk associeert. Batavia stad is juist erg strak onderhouden en georganiseerd. Even verderop ligt het schip de Batavia, een minutieus gebouwde replica van een driemaster uit de Gouden Eeuw. De omstandigheden maken dat de outlet een hoog Disneyland-gehalte heeft. Consumptie en vermaak gaan feilloos in elkaar over. Je koopt je spullen bij een van de aanwezige kleding- of schoenenwinkels, haalt iets te eten of drinken bij de aanwezige Starbucks, McDonalds of Subway en snuift wat cultuur bij het schip of de ‘oude’ straatjes.
Inmiddels is Nederland drie factory-outlets à la Batavia Stad rijk. Roermond en Roosendaal hebben beide een Designer Outlet. In november volgt een vierde, met The Style Outlets in de buurt van Amsterdam. Overigens kan je net zo goed zeggen dat Nederland een aantal outlets arm is, afhankelijk van aan wie je het vraagt. Want de komst van een nieuwe outlet roept steevast weerstand op onder winkeliers uit omliggende gemeenten, die vrezen dat de outlet broodnodige klandizie wegsnoept.
Batavia Stad heeft een hoog Disney-gehalte
Toch hoeven winkeliers uit binnensteden niet enkel wrok te koesteren jegens outlets. Ze kunnen ook als inspirator dienen. Onder druk van demografische veranderingen, de opkomst van e-commerce, veranderende bestedingspatronen en de huidige coronacrisis, vindt er in binnensteden een ware ‘retailapocalypse’ plaats. Bezoekersaantallen lopen gestaag terug, leegstand neemt juist toe. Dat staat in schril contrast met de successen die outlets de afgelopen jaren boekten. Batavia Stad en de Designer Outlets trekken jaarlijks miljoenen bezoekers en genereren sterke omzetten.
De touwtjes strak in handen
De kracht van de outlet zit in de sterke organisatiegraad, legt Brigit Gerritse uit. Zij is programmamanager bij de Retailagenda en directeur van de Nederlandse Raad Winkelcentra. ‘Waar de organisatie van een binnenstad het resultaat is van een samenspel tussen de gemeente, verschillende winkeliers en een veelheid aan pandeigenaren, is in een outlet alles centraal geregeld. Versnipperd eigendom is er geen probleem. Dat maakt dat in de outlet heel doelmatig beleid wordt gevoerd, op de basisvereisten schoon, heel en veilig, en op bijvoorbeeld de uit te dragen identiteit of openingstijden.’ Het maakt dat de outlets beter dan reguliere winkelgebieden op de coronacrisis konden reageren, bijvoorbeeld met centraal opgelegde ruimere openingstijden of een app waarmee consumenten een bezoekje aan de winkels kunnen reserveren. Outlets hebben ook een streepje voor bij inzicht vergaren in wat er speelt in het winkelgebied. Door de centrale opzet is dataverzameling goed te regelen, waardoor doelmatiger beleid wordt gevoerd. De outlet weet heel goed wat zijn klant wil.
Moeten winkelgebieden proberen om de succesfactoren van outletcentra te kopiëren? De kracht van de sterke organisatiegraad bij outlets is niet voorbijgegaan aan binnensteden. De afgelopen jaren zijn binnenstadsmanagers en bedrijveninvesterinszones (BIZ) in opkomst. Deze initiatieven moeten een brug bouwen tussen de verschillende stakeholders in een gebied. De binnenstadsmanager en de BIZ staan in nauw contact met winkeliers, de gemeente en vastgoedeigenaren, zodat doelmatiger overkoepelend beleid wordt gevoerd.
Hyperrealiteit
Maar binnensteden moeten ervoor waken om een volledige kopie van outlets te worden, meent Gerritse. Zij moeten juist voortbouwen op hun eigen kracht en identiteit. Anders dan een binnenstad, die het resultaat is van decennia of eeuwen aan geschiedenis, is de factory outlet een gecreëerde werkelijkheid. Neem bijvoorbeeld het ‘zeventiende-eeuwse’ Bataviastad. Een dergelijk vestigingsstadje heeft nooit bestaan in het in de 20e eeuw aangelegde Flevoland. Het is een geïdealiseerde weerspiegeling van een verleden dat nooit heeft plaatsgevonden. Een simulacrum, een hyperrealiteit, in de woorden van de Franse socioloog Jean Baudrillard. Gerritse: ‘Outlets zijn een decor, een attractie. Alleen nog maar gebieden als outletcentra hebben, lijkt me verschrikkelijk.’
Getuige de bezoekersaantallen van de Nederlandse outlets liggen consumenten niet wakker van die geconstrueerde werkelijkheid, maar het is aan stadsmakers om verder te kijken. De fantasiewereld in outlets, de Disneylandachtige sfeer, is erop gericht om bezoekers zo veel mogelijk te laten consumeren. Dat is immers het bestaansrecht van de outlet. Het is aan een binnenstad om meer dan die consumptie aan haar bezoekers te bieden.
'De stad is voor iedereen, de outlet niet'
De sterke controle die outlets kunnen uitoefenen, staat haaks op de publieke functie die binnensteden vervullen. Een binnenstad met zijn openbare ruimte is meer dan een winkelplek. Stedelingen uit alle lagen van de bevolking komen er samen en hebben vluchtige dan wel diepgaande interactie. Veel meer dan de gecontroleerde en geprivatiseerde outlet, is de binnenstad een plek van ontmoeting. Je hoeft geen geld uit te geven om over een plein te struinen of om op een bankje in het park te zitten. Daarmee vervult de binnenstad een fundamentele rol binnen de democratische rechtstaat. Je komt er in aanraking met ‘de ander’. Denk bijvoorbeeld aan gemarginaliseerde groepen als daklozen, die actief uit geprivatiseerde ruimte als een outlet worden geweerd. ‘Outlets zijn heel monofunctioneel’, zegt Gerritse. ‘Stadscentra hebben veel meer te bieden dan enkel winkelen. Je vindt er cultuur, historie en levendigheid. In een outlet kan alleen gewinkeld worden. Dat maakt een groot verschil. De stad is voor iedereen, de outlet niet.’