Door Wouter Vanderstede. Dit artikel verscheen in uitgebreidere vorm in Stedelijk Interieur 4, vakblad voor inrichting van de openbare ruimte.
1. Creëer zo veel mogelijk verblijfsruimte, en prioriteer in vervoersvormen
In een aantal gevallen zijn die mobiliteitsingrepen noodzakelijk om tot een goed ontwerp voor tieners te kunnen komen. Om wegsegmenten autovrij/autoluw te maken of om enkelrichting in te stellen (wat meer ruimte kan geven aan fietsers en voetgangers), zijn er echter wel vaak ingrepen nodig op een hoger schaalniveau. Dit impliceert bijvoorbeeld:
- opmaak van een circulatieplan voor de wijk;
- doorvoeren van een doorgedreven parkeerbeleid (bijvoorbeeld minder parkeren op straat en eerder op buurtparkings, nadruk op fietsparkeren eerder dan autoparkeren).
Inrichting en planning zijn dus niet van elkaar te scheiden. Om het STOP-principe concreet te maken op inrichtingsniveau, moet er ook STOP-denken zijn op het planningsniveau.
2. Creëer meerdere ingangen, circuits en lussen op grotere pleinen
Tieners zijn vaak in beweging en circuleren van de ene naar de andere plek. Op een groot plein of in een groot park is het daarom interessant om een lussenstructuur te creëren zodat tieners (maar ook ouderen of jonge gezinnen) ‘een toer kunnen doen’. Voor de sociale veiligheid is het ook aangewezen om meerdere ingangen en doorsteken te voorzien waar dit mogelijk is. Zo is er niet alleen meer passage, het geeft ook een minder opgesloten gevoel en groepen hebben minder kans om een ruimte te claimen.
3. Buffer waar nodig
Bufferen betekent in essentie afstand houden en schermen creëren, zodat gebruikers en bewoners elkaar niet storen. Voorzie meer buffering en afstand naarmate de schaal van de infrastructuur groter wordt. Voorzie in elk geval forse buffering als je veel tieners en jongeren verwacht op de plek (bijvoorbeeld nabij een voetbalkooi, tienerhonk met afdak, skateramp). Als buffering niet mogelijk is door een gebrek aan ruimte, houd je de plek beter low profile. Als er voldoende ruimte is, kun je bij voorkeur gebruikmaken van natuurlijke buffers (struiken, een bloemenperk, bomen).
Als er onvoldoende bufferruimte is, moet je je toevlucht zoeken tot sterkere fysieke barrières zoals muren of hekken. Maar die hebben doorgaans meer nadelen dan natuurlijke buffers: ze geven een opgesloten gevoel en absorberen moeilijker lawaai of trillingen van ballen die tegen het hek of de muur botsen. Dit zijn zeker geen wonderoplossingen. Ook kleinere infrastructuren die door tieners gebruikt gaan worden, zoals een bank, een zitmuurtje of een straatlantaarn, plaats je niet te dicht bij de aanpalende woningen.
4. Haal mogelijk conflicterende activiteiten en groepen uit elkaar en zorg voor meerdere ontmoetingsplekken
Indien de ruimte het toelaat, voorzie ze dan van meerdere zitplekken en zones en leg ze misschien zelfs wat uit elkaar. Zo is er ruimte voor meerdere gebruikersgroepen en voorkom je dat een gehele ruimte door één groep gedomineerd wordt. Ga na wat mogelijk conflicterende activiteiten (bijvoorbeeld actief vs. rustig) of gebruiksgroepen zijn (bijvoorbeeld jong vs. oud, meisjes vs. jongens, verschillende subculturen).
Geef de verschillende activiteiten of groepen eigen ruimtes als je inschat dat dit nodig is. Haal ze wat uit elkaar als het conflictpotentieel groot is. Doe dit echter zo subtiel mogelijk: suggereer afzonderlijke plekken eerder dan ze echt toe te wijzen, laat ze eerder overlappen dan ze helemaal uit elkaar te halen. De bedoeling is dan dat verschillende gebruikersgroepen elkaar wel kunnen blijven zien, zonder dat ze elkaar hoeven te storen.
5. Denk goed na over looplijnen en circuits
Vanuit observaties en inspraak kan je zicht krijgen op de belangrijkste verplaatsingspatronen op een plein of in een park. Als je belangrijke doorgangsruimtes ziet of in de toekomst verwacht, dan is het doorgaans géén goed idee om verblijfsruimtes voor tieners precies op die looplijnen te leggen. Door hier goed op te letten kan je potentiële conflicten voorkomen. Het kan wel interessant zijn om ontmoetingsplekken voor tieners vlak nabij die doorgangsroutes te leggen, maar buiten de eigenlijke doorgangsroute. Voorzie de verblijfszones (of de verbindingspaden) op die plek dan wel ruim genoeg, zodat een kleine ‘samenscholing’ geen probleem hoeft te zijn.
6. Denk goed na over zichtlijnen
Ontmoetingsplekken werken beter naarmate tieners van ver kunnen zien of er bekend volk aanwezig is of niet. Ook voor het sociaal functioneren kan goed doorzicht een verschil maken. Aan de andere kant zoeken tieners ook wel eens rustigere plekjes op waar ze ongezien hun eigen gang kunnen en mogen gaan. Ontmoetingsplaatsen waar je van overal bekeken wordt, voelen meestal niet prettig aan. Er zijn ook plekken te bedenken waar je ‘ziet maar niet gezien wordt’. Al deze types zones zijn belangrijk voor tieners. De context moet uitwijzen of verborgen plekjes aangewezen zijn of niet. Een ontwerpoefening met ‘zichtlijnen’ helpt in elk geval om over deze thematiek na te denken.
7. Zorg voor rugdekking
Banken en ontmoetingsplekken in het midden van een vlakte bieden voor de meeste tieners (en ook andere gebruikers) onvoldoende houvast. Wie daar zit, voelt zich te veel blootgesteld aan ieders blik. Meestal is het een beter idee om voor wat ‘rugdekking’ te zorgen.
8. Bied zowel zon- als schaduwplekken aan
In het voor- en najaar zoeken tieners en jongeren graag uitdrukkelijk de zonnekant op. Maar bij volle zon zijn ook schaduwplekken welkom. Zorg ervoor dat er zit- en liggelegenheid is voor beide. Een lichtjes schuin hellend grasvlak wordt snel geapprecieerd voor een zonnebad. Speel met het reliëf en groen om leuke chillplekken te maken. Groen en water zorgen voor verkoeling in onze opwarmende steden.
9. Zet zitbanken in als ontwerpelement
Beschouw zitbanken niet als willekeurige toevoegingen, maar zet ze in om op een doordachte manier deelruimtes af te bakenen, looplijnen aan te geven of barrières te maken. De manier waarop banken geplaatst zijn, is ruimtelijk niet neutraal. Los verspreide banken geven een ander effect dan banken in lijnvorm. Ook het type lijn (recht of omsluitend) is bepalend. Een bank in lijnvorm deelt de ruimte in. Het lijntype bepaalt eigenlijk ook mee de vorm en het karakter van deelruimtes.
10. Zorg voor uitdaging met bewegings- of ervaringsprikkels
Banken en hangplekken zijn niet het enige wat tieners waarderen. Ze zijn ‘speels’ van geest en ze zijn te verleiden tot klimmen, springen, zwieren. Dit kun je ruimtelijk uitlokken met speeltoestellen, maar ook met kunst, reliëf, landschapselementen of water. De keuze voor een gevarieerde ondergrond is daarom belangrijk in een tienergericht ontwerp. De aard van de ondergrond laat immers bepaalde activiteiten toe of niet. De volgende ondergronden zijn interessant om ruimtes op tieners af te stemmen.
- ‘Wieltjesvriendelijke’ ondergrond: een vlakke ondergrond leent zich goed tot sport- en bewegingsactiviteiten. Naadloos en gepolierd beton en fijn asfalt zijn ideaal voor ‘wheels’; (skate, step, blade en BMX).
- Multifunctioneel gazon.
- Een groot open grasveld in een centraal gelegen park is meestal ook een goede verzamelplek voor tieners. Zo’n gazon laat immers meerdere activiteiten toe van tieners: voetbal, badminton, frisbee, maar ook chillen, studeren of picknicken.
- Een helling of heuvel in het gazon biedt net die extra ruggensteun, creëert uitdaging, of kan als podium dienen.
- Kunstgrasveldjes zijn zeer populair bij voetballende tieners. Een kunstgrasveld zal doorgaans veel tieners aantrekken. Plant die in principe enkel in binnenruimtes die minimaal op wijkniveau kunnen functioneren.
Dit artikel is gebasseerd op de publicatie ‘Tienervriendelijke publieke ruimte’ van Kind & Samenleving vzw. Hierin wordt ook aandacht besteed aan het uitkiezen van plekken en het bouwen van een ‘tienernetwerk’ voor jongeren tussen 12 en 15 jaar. In ‘Tieners betrekken bij gemeentelijk beleid’ wordt tevens aandacht besteed aan mogelijkheden om tieners te laten participeren. De publicaties zijn hier kosteloos te downloaden.