Om extra bos te realiseren wordt ingezet op meer bomen binnen en buiten het Natuurnetwerk Nederland, de ‘ecologische hoofdstructuur’ in ons land, en volledige compensatie van bomenkap. Van de 37.000 ha bos wordt 15.000 ha gerealiseerd binnen het Natuurnetwerk Nederland, waar provincies met terreinbeheerders, zoals Staatsbosbeheer, LandschappenNL en particulieren, naar ruimte zoeken. Daarbuiten wordt 19.000 ha aangelegd. Het gaat om bomen in steden, dorpen en overgangszones rond natuurgebieden. Hier zien overheid en provincies kansen in het combineren van verschillende opgaven.

Op landbouwgrond en bij water

In 2050 moet het landschap in het buitengebied voor tien procent uit groen-blauwe dooradering bestaan. Dat gebeurt onder meer door grote batenhouders aan te spreken op hun verantwoordelijkheid en hen te betrekken in de aanleg en het beheer van landschapselementen. Ook willen Rijk en provincies prikkels voor de aanleg van landschapselementen. De aanplant van meer bomen op landbouwgrond kan bijvoorbeeld gestimuleerd worden door landschapselementen mee te tellen in de toeslagenberekening voor agrariërs. Dit en meer wordt uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma.

De verwachting is dat bos-landbouwcombinaties 7.000 hectare extra bomen opleveren, qua oppervlakte de grootste winst. Bij locaties aan het water (grote rivieren en beekdalen en kreekruggen) kan naar schatting 4.000 ha worden gerealiseerd. Hier heeft aanleg van extra groen ook de grootste invloed op de biodiversiteit. Dat geldt ook voor bomen in veengebieden, waarvoor in de Bossenstrategie geen uitspraak wordt gedaan over het potentieel areaal. Tevens zetten Rijk en provincies in op agroforestry, waaronder voedselbossen.

Bomen in steden en dorpen

Het combineren van woningbouw met extra bomen levert ongeveer 5.000 ha extra bos op. Hier gaat het om laanbomen (zoals langs wegen), solitaire bomen en om kleine bosschages in parken. Bij herziening van de omgevingsvisies moeten gemeenten, zoals afgesproken in het klimaatakkoord, regelen dat bij nieuwe wijken rekening wordt gehouden met bos.

Om behoud en uitbreiding in steden en dorpen te stimuleren, wordt in de Bossenstrategie onder meer ingezet op een leeromgeving over integrale vergroening. Een expertgroep met vertegenwoordigers van Rijk, overheden en provincies kan zich buigen over het behoud van groen in steden en bosuitbreiding in nieuwe woonwijken. 

Bomen bij windturbines

Rijk en provincies achten de combinatie van bomen met windturbines ‘kansrijk’. Door de aanleg van windturbines te combineren met bomen kan ongeveer 3.000 ha extra bos worden aangelegd. Het zou de plaatsing van windturbines in het landschap ‘verzachten’ en het draagvlak voor windenergie vergroten. In de volgende versies van de RES’en moeten de kansen op dit gebied worden verkend.

Meer bos heeft ecologische voordelen, stellen Rijk en provincies. Technisch is de toepassing haalbaar, maar er moet wel rekening mee worden gehouden dat de opstelling van turbines in één lijn een barrière vormt. Windturbines zijn gevaarlijk bijvoorbeeld voor vogels en vleermuizen; in hun vlucht worden de dieren geregeld geraakt door de rotorbladen. Camiel Heunks, specialist vogelecologie bij Bureau Waardenburg, een adviesbureau voor natuur en landschap: ‘Daarnaast kan de aanwezigheid en het in gebruik zijn van een windturbine een verstorend effect hebben op rust- en verblijfplaatsen van vogels en vleermuizen in het bos.’  

Compensatie kap

De derde pijler in de Bossenstrategie is de compensatie van kap. Voor bomen die zijn weggehaald voor natuuromvorming, zoals het realiseren van heide, geldt een uitzondering op de herplantplicht. Rijk en provincies willen dat bos dat sinds 2017 is gekapt in Natura 2000-gebied, met terugwerkende kracht wordt gecompenseerd, buiten het Natuurnetwerk Nederland. Dit is zo’n 3.400 ha.

Beheer gericht op biodiversiteit

Naast de extra aanplant, moeten bestaande bossen vitaler worden. Bosbeheer moet zich richten op biodiversiteit, klimaatadaptatie en klimaatmitigatie. Bossen moeten diverser en bomen in allerlei ontwikkelstadia bevatten, zo lezen we in de Bossenstrategie.

Nederlandse bossen zijn relatief jong, veelal niet ouder dan 120 jaar. Ze zijn vaak aangeplant met één boomsoort, dus niet van nature ontstaan, licht Heunks’ collega Henk van Ziel toe. ‘Omdat vaak houtteelt een rol speelde, zijn veel buitenlandse en sneller groeiende boomsoorten aangeplant dan de inheemse. Op de arme zandgronden waren dit vaak Amerikaanse eik in plaats van de inheemse zomereik en ruwe berk. Of, op de rijkere gronden, Japanse lariks en Douglasspar (Noord-Amerika) in plaats van de inheemse beuk en zomer- of wintereik. Op de nattere en rijkere klei- en veengronden zijn inheemse soorten aangeplant, maar is veel gebruikgemaakt van bijvoorbeeld populierenklonen, veredelde en gestekte planten: allemaal genetisch identiek en daardoor weinig biodivers.’

De relatie tussen bosbeheer en biodiversiteit is complex, zegt de stikstof- en wetgevingsexpert, maar over het algemeen geldt dat bossen biodiverser zijn als ze ouder zijn, uit meer inheemse soorten bestaan, als ze uit meerdere soorten bestaan en meerdere levensfases hebben, zoals jong, middelbaar en oud bos, maar ook dode bomen en open plekken. Bosbeheer kan de biodiversiteit stimuleren door aan te grijpen op één of meer van deze factoren. ‘Ouder kunnen we de bomen niet maken, maar we kunnen wel uitheemse bomen weghalen en de inheemse, die vaak in de ondergroei aanwezig zijn, de ruimte geven.’

Wat zijn inheemse soorten?
Inheemse bomen komen van nature in Nederland voor en zijn aangepast aan het klimaat en de bodem. Ze zijn van waarde omdat ze een systeem vormen met de directe omgeving en alle soorten flora en fauna die erop leven. Daarnaast is er een onderscheid te maken in inheemse bomen van autochtoon plantmateriaal. Dat zijn bomen die gekweekt zijn uit zaden van hier van oorsprong voorkomende soorten. 

Bossen kunnen ook gevarieerder gemaakt worden door in een eensoortig bos gaten te kappen en ook daar inheemse soorten een kans te geven. Het licht dat er doorheen valt biedt ook kansen aan soorten die van nature vaak langs bosranden voorkomen, zoals kruiden en struiken. ‘Zo kun je, min of meer kunstmatig, meerdere levensfases in het bos introduceren. Sommigen gaan daarbij zo ver dat ze ook grootschalig bomen omtrekken, zodat dood hout in het bos komt.’  

Meer (zelfregulerend) natuurbos

In de Bossenstrategie lezen we tevens dat het areaal natuurbos groter moet worden en deze bossen uiteindelijk meer zelfregulerend moeten zijn. Nederland kent tal van deze bossen, zegt Van Ziel, waarin geen beheer plaatsvindt, of hooguit na inleidend beheer of grote grazers worden geïntroduceerd. ‘Deels zijn dit bosreservaten, maar er zijn ook vaak bosgedeelten waar biodiversiteit wordt nagestreefd en waar beheer niet of vrijwel niet meer plaatsvindt. Daarnaast wordt veel geïntegreerd bosbeheer nagestreefd, waarbij wel wordt geoogst, maar waar ook veel oog is voor biodiversiteit, bijvoorbeeld door gaten te kappen waar weer spontaan bomen in gaan groeien.’

Een boom voor elk basisschoolkind

Rijk en provincies willen ook dat elk basisschoolkind één boom plant. Naast meer bomen draagt dat bij aan bewustwording, stellen zij. Tot en met 2024 wordt 200 duizend euro beschikbaar gesteld aan de jaarlijkse Boomfeestdag, zodat het aantal kinderen dat tijdens deze dag een boom plant de komende jaren met 5 procent toeneemt. De overheid kijkt daarnaast naar meer mogelijkheden om aanplant te bevorderen, zoals boomplant-subsidies of het planten van bomen bij bijzondere gelegenheden.

In de Bossenstrategie hebben Rijk en provincies afgesproken 18.000 ha extra bos te realiseren. Voor de overige 19.000 worden de mogelijkheden onderzocht. Wordt álle bos gerealiseerd, dan heeft Nederland in 2030 tien procent meer bos dan het huidige areaal.

Financieel zijn de plannen overigens niet rond. In het Klimaatakkoord is 14,5 miljoen beschikbaar gesteld voor bomen op Rijksgronden. Met gemeenten en waterschappen wordt onderzocht welke financiering mogelijk is, waarbij wordt gezocht naar ‘slimme functiecombinaties’.