Dit artikel staat in ROm 11, november 2020, een themanummer gewijd aan Stedelijke vernieuwing 3.0 met analyses, interviews en voorbeelden uit Rotterdam-Zuid, Groningen-Noord en Heerlen-Noord. ROm is gratis voor ambtenaren in het domein van de fysieke leefomgeving. Neem nu een (thuis-) abonnement

Een halve eeuw geleden was Heerlen nog een van de welvarendste steden van Nederland. Met de in de Oostelijke Mijnstreek aanwezige kolenmijnen werd goed geld verdiend, en de bevolking groeide gestaag. Maar aan al het goede kwam een eind. De afhankelijkheid van de mijnbouw maakte Heerlen tot ‘bontjassenhoofdstad’ van Nederland, maar maakte ook kwetsbaar. Toen de kolenwinning in de jaren ’70 niet langer rendabel bleek en de mijnen één voor één werden gesloten, raakte Heerlen in rap economisch verval.

Het Rijk probeerde het tij nog te keren met het ruimtelijk spreidingsbeleid. Het CBS en het ABP werden van de Randstad naar Heerlen verplaatst en moesten toekomstbestendige banen opleveren. Het bleek niet genoeg. De Oostelijke Mijnstreek liep en loopt leeg, Heerlen geen uitzondering. Woonden er in het jaar 2000 nog 95 duizend mensen in de stad, nu zijn dat er 86 duizend. Ook de bevolkingssamenstelling verandert. Er is sterke vergrijzing en ontgroening. Dat speelt in heel Nederland, maar in Heerlen gaat het harder dan gemiddeld. Jongeren die in de stad geen toekomst vinden, trekken weg naar het westen van het land.

De problematiek concentreert zich in Heerlen-Noord. In dit gebied, bestaande uit de stadsdelen Heerlerheide, Hoensbroek en Zeswegen, wonen 56.000 mensen, meer dan de helft van het totaal aantal inwoners van Heerlen dus. Het aantal kwetsbare bewoners in de buurten is hoog. Veel mensen zijn eenzaam, hebben een slechte gezondheid, voelen zich niet veilig in de wijk en hebben een betrekkelijk laag inkomen. Verder scoren de gebieden slecht op opleidingsniveau en arbeidsparticipatie. Susanne Scheepers, manager publieke waarden bij de in het gebied actieve corporatie Wonen Limburg: ‘Heerlen-Noord is een groot gebied, maar de problematiek is er overal vergelijkbaar. Als we nu niks doen, zal de uitzichtloze sociaaleconomische situatie van de bewoners alleen maar verslechteren.’

Van generatie tot generatie

‘In Heerlen-Noord zien we veel intergenerationele problematiek’, zegt Martin de Beer, wethouder economie en arbeidsmarkt in Heerlen. Sociaaleconomische problemen worden van ouders op kind doorgegeven, de zogenaamde ‘poverty trap’. ‘We zien dat kinderen voor hun geboorte al een achterstand hebben, zowel economisch als op het gebied van gezondheid.’

‘Kinderen hebben voor hun geboorte al een achterstand’

Om de negatieve tendens te doorbreken, hanteren de betrokken partijen een brede aanpak, waarbij zowel fysiek als sociaal beleid wordt gevoerd. Het doel is om de Noord-Heerlense jeugd kansrijk van start te laten gaan en toekomstperspectief te bieden. Daarom wordt geïnvesteerd in onderwijs, werk en gezondheid. Tussen deze thema’s is sterke samenhang: een ongezonde levensstijl zorgt voor slechtere leerprestaties en sociale ongelijkheid. Een lager opleidingsniveau correleert vervolgens weer positief met een slechtere gezondheid, waardoor een negatieve vicieuze cirkel kan ontstaan.

Intensief samenwerken

Voor de aanpak wordt gewerkt met een brede coalitie van maatschappelijke partners. Denk aan de Stadsregio Parkstad Limburg - een bestuurlijke samenwerking tussen zeven gemeenten in Zuid-Oost Limburg, de Provincie Limburg, het Rijk, de gemeente Heerlen, de corporatiesector, het onderwijs, het bedrijfsleven en zorginstellingen.

Scheepers: ‘Voor een effectieve aanpak van de problematiek is een integrale fysieke en sociale benadering nodig. Een corporatie of gemeente kan dit niet alleen oppakken.’ Op fysiek vlak kan de corporatie de leefbaarheid verbeteren door haar complexen te renoveren, transformeren en verduurzamen, maar op sociaal vlak zijn haar middelen onder de vernieuwde Woonwet beperkter. Slimme samenwerkingen, bijvoorbeeld met thuiszorg, zijn dus nodig. Zo kan de corporatiesector alsnog ‘achter de voordeur’ beleid voeren en bijvoorbeeld de zelfredzaamheid van bewoners vergroten. Voor een dergelijke samenwerking is het wel belangrijk dat de betrokken partijen bewust zijn van de sectoroverstijgende doelen, zegt Scheepers. Wethouder De Beer beaamt dit: ‘Elke partij die een deel van de opgave op zich neemt, moet zich continu bewust blijven van de overkoepelende ambities en opgaven.’

Nieuw is de aandacht voor leefbaarheid en sociaaleconomische problematiek in Heerlen-Noord niet. Vorig jaar werd vanuit de Regiodeal Parkstad Limburg al 80 miljoen voor verbetering van de leefbaarheid in de regio beschikbaar gesteld. Het Rijk investeert 40 miljoen en de stadsregio Parkstad Limburg, de gemeenten en de Provincie Limburg leggen eenzelfde bedrag bij. Nu is er vanuit Programma Leefbaarheid en Veiligheid extra Rijksaandacht. Wethouder De Beer moedigt de toenemende betrokkenheid van bovenaf van harte aan. ‘We hebben te maken met zeer hardnekkige problematiek, die we als gemeente niet alleen aan kunnen pakken. De toenemende aandacht vanuit Den Haag kan voor de benodigde langdurige financiële en bestuurlijke toewijding zorgen.’

Voor de financiering van projecten wordt ook gekeken naar nieuwe investeringspartners, zoals verzekeraars. ‘Zorgverzekeraars keren door de sociaaleconomische omstandigheden bovengemiddeld veel uit in Heerlen-Noord’, zegt De Beer. ‘Zij zien langzamerhand nu dus in dat preventief investeren in de leefbaarheid en gezondheid in dit gebied voor hen voordelig uitpakt.’

Koppeling onderwijs en arbeidsmarkt

Als voorbeelden van projecten die de Noord-Heerlense jongeren een gezond toekomstperspectief moeten bieden, noemt De Beer de ‘De Gezonde Basisschool van de toekomst’, waarbij basisscholen extra aandacht aan een gezonde levensstijl besteden, en het project JINC Zuid-Limburg, waarbij middelbare scholieren uit achterstandsgebieden stage lopen bij bedrijven uit de regio. Dat versterkt de koppeling tussen onderwijs en de arbeidsmarkt.

Ook wordt actief geïnvesteerd in de economische slagkracht van de regio. Een sterkere economie levert immers meer banen op voor opgroeiende jongeren. Speerpunt hierbij is de medische technologiesector. In en rond Heerlen hebben het bedrijfsleven, onderwijsinstellingen en overheden zich verenigd in het project ‘beyond’, bewust zonder hoofdletter geschreven. Bij het project werken in de regio gevestigde medtech-bedrijven Medtronic, Boston Scientific en Abbott Vascular samen met apotheker DocMorris, Vista College, de gemeente Heerlen en de provincie Limburg aan een medtech-opleiding op maat. Zo worden de baankansen voor de Noord-Heerlense jongeren vergroot, en kunnen de bedrijven rekenen op kundig personeel.

Over de grens

Voor de economische ontwikkeling van het gebied kijkt Heerlen verder dan de landsgrenzen. Vanuit Nederlands perspectief bungelt de stad in het staartje van het land, maar denk de grenzen weg en Heerlen ligt centraal in Europa. Het is juist die ligging die maakte dat de medtechsector zich er wilde vestigen. Het Duitse Aken, met de grootste technische universiteit van Duitsland, ligt bovendien op een steenworp afstand.

Maar de grensbarrières voorkomen dat Heerlen volledig kan meeprofiteren van haar centrale ligging. Werken over de grens is nog altijd moeilijk, ondanks steeds verder gaande Europese integratie. De Atlas voor Gemeenten berekende eerder de woonaantrekkelijkheid van Nederlandse steden als grensbarrières geslecht worden. Heerlen maakt in dat scenario een flinke sprong voorwaarts: van de 43e naar de tiende plek. Stadsregio Parkstad Limburg lobbyt dus al jaren voor een betere spoorverbinding tussen Nederland en Duitsland, met voormalig Heerlens waarnemend burgemeester Emile Roemer als voornaamste kartrekker.

‘We kunnen echt een verschil maken’

De grensbarrières doen, in combinatie met het roerige verleden van Heerlen, wel afvragen hoe maakbaar sociaaleconomisch succes in een stad eigenlijk is. Heerlen koos immers zelf niet voor de sluiting van de mijnen, noch voor de beperkende grenzen. Toch gelooft wethouder De Beer dat een actieve aanpak zijn vruchten kan afwerpen. ‘Kijk bijvoorbeeld naar de medische sector. We hebben geïnvesteerd in goede bedrijfslocaties en infrastructurele ontsluiting en dat betaalt zich uit. Als we blijven werken aan de sociaaleconomische positie van de jeugd, kunnen we echt een verschil maken.’