Deze column staat in ROm 11, november 2020, een themanummer gewijd aan Stedelijke vernieuwing 3.0 met analyses, interviews en voorbeelden uit Rotterdam-Zuid, Groningen-Noord en Heerlen-Noord. ROm is gratis voor ambtenaren in het domein van de fysieke leefomgeving. Neem nu een (thuis-) abonnement.
Met stedelijke vernieuwing zijn we meteen in het hart van binnenstedelijke gebiedstransformaties beland. We willen voorkomen dat gebieden no-goarea’s worden en grijpen in. Bij gebiedstransformaties verdwijnen oude functies veelal en komen daar nieuwe voor in de plaats. Die functiewisseling kan een heel cruciale rol spelen bij wijkvernieuwing.
En andersom. Een aantal principes uit de binnenstedelijke gebiedstransformaties is ook voor wijkvernieuwing relevant. De aanpak moet gezamenlijk: niet één partij staat aan de lat, maar meerdere organisaties. Je moet breed kijken: niet alleen de doelstelling van leefbaarheid (of toevoegen van woningen) toepassen, maar ook kijken welke andere ambities er voor het gebied zijn. Kunnen alle ambities tegelijk? Zijn er slimme combinaties mogelijk? En natuurlijk de grote vraag: wat kost het en wie moet het betalen?
Sterker nog, binnenstedelijke transformatie is een kans voor de wijkaanpak. De NOVI-monitor laat al zien dan in 2018 bijna zestig procent van de woningbouw plaatsvond in bestaand stedelijk gebied. Maar ook bijna tachtig procent van de uitbreidingen van bedrijfsvestigingen in de periode 2016-2017 was binnen gebouwd gebied. Kortom, de functiemenging als een erkend instrument in de wijkenaanpak, mits slim uitgevoerd, ligt binnen handbereik.
In de steden kunnen de wijkaanpak en binnenstedelijke gebiedsontwikkeling iets aan elkaar hebben. In verschillende steden liggen ze naast elkaar. Om een aantal willekeurige te noemen: Merwe-Vierhavens naast Spangen in Rotterdam, Buiksloterham in Amsterdam-Noord, Stadshavens naast de Oosterparkwijk in Groningen, Langs Eem en Spoor naast Soesterkwartier in Amersfoort. Logisch om een gebiedsontwikkeling en een wijkaanpak met elkaar te verbinden.
Dat begint ermee om fysieke en sociale opgaven te verknopen. Als de aandachtswijk veel armoede of alleenstaande ouderen heeft, kan de nieuwe wijk wellicht helpen om extra voorzieningen voor die doelgroep te realiseren. Is in de wijk sprake van veel sociale cohesie, gebruik dit gegeven dan bij het vormgeven van de nieuw naastgelegen wijk. Is er behoefte aan meer menging, dan kunnen beide wijken als één geheel worden beschouwd. Herstructurering met wat duurdere woningen in de aandachtswijk, iets meer betaalbare woningen in de gebiedstransformatie. Het biedt bovendien kansen om bestaande voorzieningen maximaal te benutten.
Bij een gebiedstransformatie is vaak sprake van placemaking. Dan kan het een doel zijn om evenementen (oké, misschien nu even niet) te organiseren die bestaande bewoners van de naastgelegen wijk trekken. Kortom, tal van mogelijkheden om ervoor zorgen dat mensen elkaar leren kennen.
Toegegeven: het zal niet eenvoudig zijn. Wegen zijn vaak een barrière. Ze waren eerst een natuurlijke scheiding tussen een woonwijk en een bedrijventerrein en moeten nu juist verbinden. De vraag is ook of de nieuwe bewoners wel van de voorzieningen in de bestaande wijk gebruik willen maken. Nieuwe bewoners zullen misschien niet de deur platlopen bij de bestaande bewoners, maar we moeten het zeker proberen. Een goeie buur is immers beter dan een verre vriend.