Dit artikel staat in ROm 11, november 2020, een themanummer gewijd aan Stedelijke vernieuwing 3.0 met analyses, interviews en voorbeelden uit Rotterdam-Zuid, Groningen-Noord en Heerlen-Noord. ROm is gratis voor ambtenaren in het domein van de fysieke leefomgeving. Neem nu een (thuis-) abonnement.
De sociale kloof neemt toe tussen de rijkere en armere delen van het land, maar vooral tussen de betere en de slechte wijken van onze steden. Onlangs kwam de Erasmus School of Economics met eigen onderzoek dat de verschillen nog eens bevestigde. Dit voorjaar luidden de burgemeesters van vijftien grote steden in een brief aan het kabinet de noodklok. Zij wezen in de oproep onder de titel Kom op voor de meest kwetsbare gebieden op de gevolgen van de coronacrisis, die vooral mensen treft in de stadswijken die toch al op forse achterstand staan.
Daar is al een concentratie van mensen die veel hulp en ondersteuning nodig hebben. De effecten van de coronapandemie slaan daar dubbelhard toe. Denk aan de kwetsbaarheid vanwege de minder goede en soms ronduit precaire woonsituatie met meerdere mensen in een relatief kleine woning, gecombineerd met fysieke en mentale gezondheidsproblemen. Hier wonen al veel gezinnen in armoede. Kinderen lopen er sneller een onderwijsachterstand op en kunnen in de criminaliteit belanden, die volgens de burgemeesters eveneens ‘als een virus’ om zich heen grijpt.
De burgemeesters roepen het kabinet op om juist nu nog meer te investeren in deze kwetsbare gebieden. Ze verwijzen naar het Programma Leefbaarheid en Veiligheid waar ze eind vorig jaar allemaal hun handtekening onder hebben gezet, gericht op zestien stedelijke vernieuwingsgebieden in hun vijftien steden. In Amsterdam zijn er twee aangewezen.
Leefbaarometer
Met het genoemde interbestuurlijk programma Leefbaarheid en Veiligheid heeft het kabinet-Rutte III in ieder geval z’n nek uitgestoken. Na een paar decennia zonder noemenswaardig rijksbeleid voor achterstandswijken kondigde minister Kajsa Ollongren (D66) najaar 2019 in een brief aan de Tweede Kamer een langdurige maatwerkaanpak aan voor de zestien gebieden waar de leefbaarheid het meest onder druk staat.
Basis voor het programma is het door onderzoeksbureau Rigo en Atlas voor de gemeenten opgestelde rapport Leefbaarheid in Nederland 2018. Met daarin een analyse van de leefbaarheid op basis van de uitkomsten van de Leefbaarometer 2018. Hierin signaleren de onderzoekers een groeiende kloof tussen ‘goede’ en ‘slechte’ wijken. In het merendeel van de steden die behoren tot de G4 en G40 is de leefbaarheid in de periode 2016-2018 gemiddeld genomen vooruitgegaan in buurten met een ‘onvoldoende’ score, en zelfs meer dan in buurten met een ‘ruim voldoende’ of ‘goede’ score.
Een zestiental zwakkere wijken van de G4 en de G40 blijft achter bij de verbetering van de leefbaarheid
Tegenover deze algemeen gunstige ontwikkelingen staat dat in een aantal gemeenten van de G4 en de G40 de verbetering van de leefbaarheid in een aantal van de ‘zwakkere’ wijken juist achterblijft. Een relatief groot deel van de wijken met leefbaarheidsproblemen (met een ‘onvoldoende’ score) profiteert daar minder van de gunstige ontwikkelingen dan de wijken die al een goede leefbaarheid hebben (met een ‘voldoende’ of ‘ruim voldoende’ score). Ook zijn er enkele steden met ‘onvoldoende’ buurten waar de leefbaarheid gemiddeld genomen zich (wederom) negatief ontwikkelde.
Integraal en langjarig
Kern van het programma Leefbaarheid en Veiligheid is de integrale aanpak, geënt op de aanpak van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) dat nu negen jaar loopt en waar veel ervaring is opgebouwd. School, werk en wonen zijn daar de drie speerpunten waar de gemeente samen met de Rijksoverheid en de maatschappelijke partners zoals scholen, bedrijven, woningcorporaties en politie aan werken.
Met nadruk is het programma Leefbaarheid en Veiligheid een interbestuurlijk programma, waar het Rijk samen met de medeoverheden sturing aan geeft. Namens de Rijksoverheid zit een ambtelijke vertegenwoordiger op directieniveau van het ministerie van BZK bij het bestuurlijk overleg over alle zestien stedelijke vernieuwingsgebieden. Die zorgt voor de terugkoppeling en verbinding met de collega’s van Justitie en Veiligheid (J&V), OCW, SZW en VWS.
Het gaat ook om een langjarige aanpak per gebied, afgestemd op de specifieke lokale karakteristieken en opgaven. De aanpak ‘begint bij bewoners, ondernemers en professionals in het gebied’, schrijft staatssecretaris Raymond Knops aan de Kamer in zijn brief van 31 maart jongstleden over de voortgang van het programma. ‘Samen met de gemeente weten zij het best wat in een gebied nodig is en wat werkt.’ In de meeste van deze stedelijke gebieden lopen al initiatieven om de leefbaarheid en veiligheid te verbeteren. Het programma sluit daar het liefst op aan.
In het programma komen verschillende beleidsinitiatieven bij elkaar
In het programma komen verschillende beleidsinitiatieven bij elkaar. Zo loopt er het ‘Offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit’, gecoördineerd vanuit het ministerie van J&V. Dat strekt zich uit over meer dan de zestien stedelijke vernieuwingsgebieden, maar in die gebieden maakt de aanpak van de criminaliteit en onveiligheid integraal deel uit van het programma.
Verbinding en onderzoek
Twaalf van de stedelijke vernieuwingsgebieden zijn ook onderdeel van de woondeals in de zes woondealregio’s, gericht op de aanpak van het woningtekort. Specifiek voor die deals is onderzoek gedaan naar het nut, de noodzaak en de mogelijkheden van de rijksinzet bij integraal beleid voor de woningmarkt. Uiteindelijk zijn daar vier gebieden in vier steden buiten de woondealregio’s aan toegevoegd door staatssecretaris Knops.
Niet geheel toevallig omvatten de zestien stedelijke vernieuwingsgebieden het merendeel van de wijken en buurten die het slechtst scoren op de Leefbaarometer 2018 in de categorie leefbaarheid en veiligheid.
Dit zijn tevens de stadsdelen waar het merendeel corporatiewoningen is. Uit het onderzoek van Rigo en Atlas voor de gemeenten blijkt dat woongebieden gemiddeld genomen een relatief lage score op de Leefbaarometer hebben en een ongunstige ontwikkeling als er meer dan veertig à vijftig procent corporatiehuur is. Daarom zijn de corporaties een zeer belangrijke partner bij de aanpak van de zestien stedelijke gebieden. Naar verwachting komt het effect van de miljard euro aan korting op de verhuurdersbijdrage voor corporaties daarom ook deels in deze wijken terecht.
Zeven van de zestien stedelijke vernieuwingsgebieden maken bovendien deel uit van de regiodeals die het Rijk daar met de medeoverheden heeft afgesproken, waarbij de bijdrage van de Rijksoverheid door de provincie en de gemeenten tenminste wordt verdubbeld.
De integrale en gebiedsgerichte manier van werken moet meer kennis opleveren over efficiëntere aanpak van achterstandswijken
Door beter samen te werken en gericht middelen in te zetten op de specifieke behoeften in elk gebied, verwachten zowel het Rijk als de gemeenten betere resultaten. Om die te meten, wat bijvoorbeeld het NPRZ ieder jaar nauwkeurig doet, vinden er MKBA ex ante en impactanalyses plaats en wordt er een maatregeleneffectentoolbox ontwikkeld. Kennisinstituten als Platform31, het Verwey-Jonker Instituut, Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid zetten met de VNG en het ministerie van BZK een kennisnetwerk op om de resultaten, ervaringen en inzichten te delen. Ook voor andere gemeenten. Want uiteindelijk is het doel om met deze integrale en gebiedsgerichte manier van werken kennis te vergaren over efficiëntere aanpak van achterstandswijken in het algemeen.
De interbestuurlijke, integrale en gebiedsgerichte aanpak geldt behalve voor stedelijke vernieuwing ook voor de veertien grootschalige woningbouwlocaties, die het Rijk in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) heeft aangewezen. En voor de programma’s in de grens- annex krimpregio’s. Daarmee zet de Rijksoverheid met BZK als aanjager nadrukkelijk de lijnen uit voor structurele en langdurige betrokkenheid bij relevante gebiedsprocessen. Met bijbehorende middelen, want opgeteld zijn de bedragen die vanuit verschillende beleidsinitiatieven in de betreffende gebieden terechtkomen geen klein bier meer.
Zo ging van de eerste tranche van goedgekeurde aanvragen uit het potje voor de woningbouwimpuls (1 miljard euro totaal), samen goed voor 290 miljoen euro, een derde naar woningbouwprojecten in een aantal van de zestien stedelijke vernieuwingsgebieden. Het gaat hier om Dreven/Gaarden in Den Haag Zuidwest (bijna 27 miljoen euro), Noordrand Zuiderpark (25 miljoen euro) en Feyenoord City (ruim 21 miljoen euro) in Rotterdam-Zuid, Havenkwartier in Breda-Noord (circa 10 miljoen euro) en Kogerveldwijk in Zaanstad Oost (circa 9,5 miljoen euro). En in een reactie op de corona-brief van de vijftien burgemeesters van deze steden maakte het kabinet begin oktober bekend extra middelen vrij te maken om de aanpak van sociale problematiek, gezondheidsproblemen, werkeloosheid, onderwijsachterstanden, huisvesting van kwetsbare groepen in deze wijken te versnellen. Daarmee wil het kabinet tevens doorbraken realiseren in de Haagse inzet.