Volgens TNO moet een aantal dingen worden gedaan om energiearmoede te bestrijden. Allereerst moet energiearmoede – zoals de Europese Commissie adviseert – gemonitord worden, zodat hier op gestuurd kan worden. Dat is complex, niet alleen omdat de definitie van het begrip verschilt, maar ook omdat er huishoudens zijn die hun rekening wel betalen, maar bewust (zeer) zuinig omspringen met energieverbruik (zogenaamde verborgen energiearmoede).
TNO stelt daarom voor te meten op basis van een aantal indicatoren. Zo kan naast achterstallige betalingen onder meer gekeken worden naar het percentage van het inkomen dat huishoudens aan energierekeningen kwijt zijn. Door deze indicatoren op te delen in niveaus en regelmatig opnieuw in kaart te brengen, kan gemonitord worden of er überhaupt sprake is van energiearmoede en hoe deze zich ontwikkelt.
Vervolgens moet specifiek en integraal beleid worden gevoerd. Nederlandse overheden voeren wel degelijk beleid om energiearmoede tegen te gaan. Maar omdat dit veelal regionaal wordt geregeld, bestaat volgens TNO risico op oversnippering. Ook moet de aanpak onderdeel uitmaken van sociaal, energie- en gebouwde omgevingbeleid.
Alleen het verlagen van de energierekening is niet de oplossing voor energiearmoede, stelt TNO, omdat de besparing niet zonder meer in verduurzaming wordt gestopt. Daarom moet ook in de gaten worden gehouden hoe inwoners tegen het beleid aankijken.
Eerder werd in dit artikel ten onrechte verwezen naar een TNO-rapport over scenario's voor een klimaatneutraal energiesysteem. Deze verwijzing werd later gecorrigeerd. De publicatie 'Energiearmoede en de energietransitie' is te vinden via deze link.