De grootte van het probleem is volgens hem niet objectief vast te stellen. Ten eerste; omdat er geen tellingen worden bijgehouden en elk getal dat hij zou noemen nergens op gestaafd is, ten tweede; de ervaren overlast is een gevoel. In de ene ‘ratrijke’ straat, buurt of wijk nauwelijks wordt nauwelijks geklaagd, terwijl men op andere locaties al klaagt bij het zien van één rat. Het gaat dan om de openbare ruimte. ‘Wanneer ratten bij de mensen door het huis lopen is er altijd paniek. Niemand vindt dit fijn.’
Mensen zijn minder bang voor muizen volgens Van Druten. ‘Muizenoverlast is vooral inpandig en wordt over het algemeen minder serieus genomen. Pas wanneer deze muizen bij een ondernemer aanwezig zijn, moet deze vanwege de hygiënewetgeving ingrijpen, iets wat ook lang niet altijd adequaat gebeurt. Voor beide knaagdieren geldt dat er een risico is op schade en/of volksgezondheidsproblemen wanneer zij aanwezig zijn op plekken waar mensen wonen, werken of recreëren. Met name de ontlasting en urine bevatten ziekteverwekkers.’
Om de rattenoverlast in toom te houden is het volgens hem belangrijk dat alle verantwoordelijke partijen in de buitenruimte samenwerken als de afdeling plaagdierbeheersing de aanwezigheid van een overlast gevende populatie ratten heeft vastgesteld. ‘Dit vaststellen gebeurt middels inspectie naar sporen en met gebruik van bijvoorbeeld een warmtebeeldcamera. Plaagdierbeheersing geeft dan advies waarin zowel oorzaken als risico’s benoemd worden.’
Oorzaken zijn voedsel op straat, bijplaatsingen bij afvalcontainers en dat in combinatie met openbaar groen waarin de dieren kunnen schuilen of verblijven. ‘Vaak verwaarlozen burgers groen dusdanig dat het gaat woekeren, waardoor de schoonmaker er niet meer tussen kan. Ook rioleringen en hemelwaterafvoeren die kapot zijn bieden ratten de mogelijkheid om tevoorschijn te komen. Voorts zijn er vaak containers die in de buitenruimte of op eigen terrein staan, die niet afgesloten zijn, omdat het deksel openstaat of defect is. Ook gebouwen die niet plaagdierdicht zijn, bieden ratten de mogelijkheid om zich te ontwikkelen.’
Volgens Van Druten vinden plaagdieren het leven in kelders en tussen muren en plafonds erg fijn. Daarom pleit hij ook voor aanpassingen aan de openbare ruimte en gebouwen, zoals het anders beheren van groen en een inspectie voor woningen. ‘Een van de andere oplossingen van het buiten houden van ratten en muizen is wering aanbrengen aan woningen, zoals het plaatsen van bijenbekjes in de spouwmuurventilatiegaten.’
Manier van werken
Hij vertelt hoe de gemeente Rotterdam op dit moment te werk gaat bij het opsporen en bestrijden van plaagdieren. ‘Informatie over de mogelijke oorzaken delen we met alle essentiële partners die (mede)verantwoordelijk zijn om het probleem op te lossen: betrokken medewerkers van Stadsbeheer (beheer buitenruimte) samen met de verantwoordelijken vanuit de gebiedsorganisatie. Vanuit de gebiedsorganisatie wordt burgerparticipatie georganiseerd en worden contacten met woningcorporaties en maatschappelijke instanties in buurten en wijken onderhouden.’
‘De afdeling plaagdierbeheersing deelt als eerste informatie uit de eerste inspectie. Deze informatie betreft vooral onderschrijving van aanwezigheid van ratten en de hoeveelheid. Daarnaast worden (waarschijnlijke) oorzaken benoemd. Na deze eerste informatieronde wordt een schouw ter plaatse georganiseerd die aan alle partners duidelijkheid moet geven betreffende oorzaken en oplossingen voor de overlast. De overlast gaat pas echt “leven” wanneer je met eigen ogen hebt gezien wat oorzaken zijn en de verantwoordelijke plaagdierbeheerser zijn verhaal kan doen over wat hij zoals meemaakt op die locatie’, vervolgt Van Druten.
De Gemeente Rotterdam deelt het proces in stappen in. Eerst inspectie, daarna het in kaart brengen van de leefomgeving en hiermee de oorzaken aan het licht brengen en deze problemen oplossen, vervolgens kijken we naar mechanische bestrijding (klemmen) wanneer de oorzaak aanpakken niet afdoende helpt, als dit laatste niet werkt kan er gif ingezet worden. Gif mag slecht korte periodes ingezet worden. Je moet als plaagdierbeheerser gecertificeerd zijn ingevolge wetgeving IPM om stap vier in werking te laten treden.
Dit heeft volgens Van Druten te maken met Europese wetgeving die sinds 2015 bestaat en vanaf 2017 gevolgd moet worden. ‘Deze wetgeving geeft een hele andere kijk op de openbare buitenruimte en vraagt een wezenlijk andere aanpak waarbij de afdeling plaagdierbeheersing het niet meer alleen kan. Voor 2015 hielden we ons vooral bezig met symptoombestrijding (gif). Maar dit werkt maar tijdelijk en we bleven jaar in jaar uit gif gebruiken op dezelfde plaatsen. IPM is ontstaan vanuit milieuoverwegingen, doorvergiftiging van natuurlijke vijanden en het risico op resistentie van de rat voor het gif. Gebruik van warmtebeeldcamera’s tijdens de inspecties vooraf of tijdens de daadwerkelijke bestrijding is nieuw en geeft de gelegenheid in schemer en donker de dieren goed te kunnen zien. Daarnaast gebruiken we digitale klemmen. Deze geven een signaal via een website en smartphone wanneer we iets gevangen hebben. Dat maakt de inzet van de bestrijders veel efficiënter.’
De Gemeente Rotterdam is, ondanks de roep van sommigen, geen voorstander van het laten terugkeren van de oude aanpak. Van Druten: ‘De nieuwe aanpak is in eerste instantie een kostbare aangelegenheid. Hiermee hebben we nu de tijd tegen. Door allerlei omstandigheden hebben verantwoordelijken van oplossingen geen geld voor aanpak van het probleem. Daarnaast is de grootste oorzaak, voedsel op straat, de grootste uitdaging. Dit betreft namelijk het gedrag van de bewoner, burger, passant en ondernemer. We hebben ,dankzij de coronacrisis , gezien wat er in afgesloten parken gebeurt wanneer de aanwezige ratten geen voedsel meer vinden, namelijk een zichtbare afname van het probleem. ‘
Van Druten roept niet op tot meer regie van het Rijk, maar wel op meer financiële steun. ‘Elke gemeente heeft natuurlijk te maken met Zorgplicht en de Wet op de Publieke Gezondheid. De regie komt vooral uit de IPM-wetgeving. Wat ik mij wel kan voorstellen is dat er voor bepaalde partijen meer financiële middelen beschikbaar moeten komen. Elke stad en plaats heeft eigen maatwerk nodig, dit is sterk afhankelijk van de samenstelling zoals, dichtheid bevolking en bebouwing.’
Volgens Van Druten horen de knaagdieren wel een beetje bij de stad. ‘Het zijn de opruimers van de stad. Als ratten niet of nauwelijks zichtbaar aanwezig zijn, dan is de grote van de populatie op orde. Er is een zekere mate van balans noodzakelijk tussen aanwezigheid van ratten en wat ze opruimen.’
Middelburg
Ondanks het ontbreken van cijfers over de hoeveelheid ratten, wordt wel bijgehouden waar klachten over rattenoverlast zich voordoen. Op de rattenmonitor is te zien dat er onder meer in Middelburg geklaagd wordt over ratten. Een woordvoerder van de Zeeuwse gemeente geeft aan dat zij de knaagdieren niet als een groot probleem zien in de stad. Dat wil niet zeggen dat wij niets doen. ‘Waar klachten zijn, moeten wij doorverwijzen naar gespecialiseerde bedrijven. Het bestrijden is uitbesteed.’
Dat is volgens de gemeente niet zo verkeerd, al zorgt dat soms wel verwarring. ‘Wij mogen als gemeente niets doen aan de bestrijding. Daar zijn de marktpartijen voor. Sommige inwoners besluiten dan, uit kostenoverwegingen, niet in te grijpen. Bij ons ook het gevoel dat je de burger ook niet wil laten zitten. In de openbare ruimte kunnen wij in samenspraak met de bedrijven wel opschalen.’
De gemeente Middelburg is tevreden over de private partijen. ‘Zij zetten eco-boxen uit, waar ratten op milieuvriendelijke wijze in de kiem kunnen worden gesmoord. Muizen zijn bijvangst, want die dieren zijn in onze ogen toch een minder groot probleem. Gif is niet per se de oplossing, denken wij. De afweging tussen de plaag en de ecologische schade moet continu gemaakt worden. Uiteindelijk valt en staat het terugdringen van de overlast bij voorlichting richting bewoners. Ze vinden ons eten wel erg lekker.’