Ongeveer de helft van de Nederlanders (51 procent) sport wekelijks. De provincies Brabant, Gelderland, Noord-Holland, Overijssel en Utrecht scoren boven dat landelijke gemiddelde. Utrecht is dus koploper met een percentage van 56 procent en Zeeland staat onderaan met 44 procent wekelijkse sporters. Uit cijfers over 2016 bleek 52% van de Nederlanders van 19 jaar of ouder te voldoen aan de beweegrichtlijnen.
De gevonden verschillen hangen samen met verschillen in de samenstelling van de bevolking. Met name het opleidingsniveau lijkt verband te houden met de sportdeelname. Vorig jaar beoefenden twee op de drie van de hoger opgeleiden wekelijks een of meerdere sporten. Bij middelbaar opgeleiden was dat 48 procent, bij lager opgeleiden 30 procent.
Fitness is de meest beoefende sport in Nederland, gevolgd door duursporten (fietsen, hardlopen, wandelen, skeeleren etc.). Op de derde plaats staan veldsporten (zoals voetbal, hockey en tennis) en op de vierde plaats zaalsporten (o.a. volleybal en badminton). Zwemmen staat op de vijfde plaats. Daarna volgt het kopje 'overig' waaronder sporten als duiken, boogschieten en skiën vallen.
Sport kijken op televisie of het bezoeken van wedstrijden is in elke provincie ongeveer even populair. In het rapport staat dat veel volwassenen (19-plus) veel plezier beleven aan het kijken en/of luisteren naar sport via media zoals radio, televisie, internet (41%). Voor een bezoek aan een sportwedstrijd of sportevenement geldt dat in mindere mate (28%). Zelf sporten geeft uiteindelijk toch het meeste plezier(54%).
De rapportage ‘Sportdeelname naar provincie’ van het sociaalwetenschappelijke onderzoeksinstituut Mulier Instituut is samengesteld met de gegevens van diverse grootschalige enquêtes van het CBS en het RIVM. Het geeft een overzicht van de scores van Nederlandse provincies op de (wekelijkse) sportdeelname, de beoefende sporttakken, de manier van de deelname en het plezier dat mensen aan sport beleven. Hier is het rapport te raadplegen.