Meerburg heeft de indruk dat de overlast van knaagdieren aan het toenemen is, maar dat hij dat moeilijk in cijfers kan uitdrukken. ‘Tot 1998 vielen wij onder het ministerie van VROM en waren er statistieken beschikbaar.  Daarna kwam het idee dat gemeenten zelf beter konden registreren. Omdat sommige gemeenten helemaal niets bijhouden, kunnen we geen cijfers geven. We wonen met steeds meer mensen op een klein oppervlak, dus het is niet gek dat we overlast van knaagdieren ervaren.’

Volgens hem moeten gemeenten daarom vooral niet achteroverleunen. Naast ziektes, zoals hantavirussen of de Ziekte van Weil, brengen knaagdieren als ratten veel meer problemen met zich mee. ‘Ze zijn ook heel slecht voor het psychisch welbevinden van mensen. Het voelt niet prettig als je steeds het idee hebt dat zo’n beest steeds tevoorschijn kan komen. Ook knabbelen ze aan kabels. Dit kan tot stalbranden leiden.’

‘De rat wordt vaak onterecht als slechterik afgeschilderd. Zij leven gewoon, terwijl mensen de prachtige leefplekken creëren voor de dieren. Vanuit het KAD snappen wij best dat particulieren in de toekomst, vanwege de milieurisico’s, geen gif mogen gebruiken. De overlast moet echter niet de spuigaten uit gaan lopen. Daarom moeten gemeenten duidelijk beleid gaan voeren op het gebied van plaagdierbestrijding en aanpassingen in de openbare ruimte. Ik vind dat sommige gemeenten te passief zijn. Dat zag je ook bij de aanpak van de eikenprocessierups’, vervolgt Meerburg.

De expert op het gebied van dierplagen geeft aan dat dierplagen en de strijd om behoud van biodiversiteit soms met elkaar in conflict zijn. ‘Je ziet bijvoorbeeld dat bosschages in steden steeds minder vaak worden gekapt. Fijn voor insecten, maar ook voor ratten. De steenmarter veroorzaakt ook veel overlast, want ze knabbelen bijvoorbeeld aan kabels van auto’s. Vervelend, maar ze eten wel andere dieren zoals ratten. Fruitbomen kunnen door het vallende voedsel ook magneten voor knaagdieren zijn. Verder is in het bouwbesluit de dikte van funderingen vastgelegd, maar dit wordt nauwelijks gehandhaafd. Uit kostenoverwegingen worden funderingen door bouwers steeds minder dik gemaakt, met als gevolg dat ratten hun gang kunnen gaan onder de huizen.

Zeker in de toekomst is het belangrijk dat de gemeente veel proactiever met dierplagen aan de slag gaat, vertelt Meerburg. ‘Anders kan het gebeuren dat bepaalde bewoners niets doen aan ratten in hun toen doen, met burenruzies tot gevolg. Dit kan je in de kiem smoren door als gemeente snel in actie te komen of op zijn minst juridische kaders te stellen. Goede voorlichting helpt ook al een stuk.

Daarnaast moet er, volgens de directeur van het KAD, onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende soorten knaagdieren. Naast muizen heb je de bruine rat (rioolrat) en de zwarte rat. Die laatste is terug van weggeweest en is een makkelijke klimmer. In een stad als Eindhoven komen beide soorten inmiddels naast elkaar voor en hebben burgers veel last van de zwarte rat. Ratten zijn over het algemeen neofoob, terwijl muizen juist heel nieuwsgierig zijn naar nieuwe dingen.

Meerburg geeft toe dat de rat, tot een bepaald aantal, bij de stad hoort en dat andere dieren ook voor overlast zorgen. ‘Teken, muggen, Mediterraanse Draaigatjes (invasievemieren) kunnen ook vervelend en slecht voor de gezondheid zijn, maar ratten vormen het grootste gevaar onder de zoogdieren omdat ze altijd in de buurt van mensen leven. De crux zit ‘m in voorlichting en monitoren, zodat we zien waar en met hoeveel ze zijn.’

In deel twee laten we gemeenten aan het woord. Rotterdam en Middelburg zijn niet explicitiet genoemd door Meerburg, maar kampen wel knaagdierenoverlast. Wat doen en mogen deze gemeenten doen? 

Klik hier voor deel twee, waarin gemeenten aan het woord komen.