Carolien Gehrels is spreker bij het BT-congres 'De bedrijvige stad' uitgebreid toegelicht'. Deelnemen of meer weten? Klik dan hier
Normaal gesproken ziet Carolien Gehrels veel van de wereld. In dienst van ingenieursbureau Arcadis probeert Gehrels Europese stedenbouwers en bestuurders van elkaar te laten leren. Reizen was part of the job. Maar ja, toen kwam COVID-19. Haar agenda ziet er met minder gereis en veel meer thuiswerken compleet anders uit. ‘Maar met Arcadis en met mij gaat het gelukkig goed, hoor.’
Gehrels spitst zich in haar werk toe op de urbanisatie. Hoe kunnen steden leefbaarder, duurzamer en aantrekkelijker worden? Juist corona is in dat opzicht ook een boeiende tijd. De dichtheid en verbondenheid waar steden altijd voor stonden, heeft tijdelijk plaatsgemaakt voor distantie. ‘Corona leert ons ook anders naar stedelijke structuren te kijken. Naar wonen, naar mobiliteit, naar energie, naar onderwijs en zeker ook naar werken.’
Gehrels legt uit dat ‘we’ in Nederland over compacte steden beschikken: gemengde woon-werkwijken die goed met elkaar verbonden zijn. ‘Geen megasteden, maar een polycentrisch landschap van steden. Op de fiets ben je zo in het groen, voorzieningen zoals cultuur, onderwijs en sport vind je in de stad ook dicht bij huis. Dat maakt onze steden ook geliefd bij gebruikers van de stad.’ Tegelijkertijd constateert zij ook dat de ruimte schaarser wordt, dat er een miljoen woningen bijgebouwd moet worden, dat klimaatadaptatie en het energievraagstuk opgelost moeten worden, dat bereikbaarheid onder druk staat. ‘Allemaal transities die letterlijk en figuurlijk om ruimte in die stedelijke schil vragen. De druk is hoog, absoluut.’
Integrale oplossingen
Wat Gehrels betreft daagt die conclusie uit: willen we die bedrijvige en compacte stad koesteren, dan is het noodzakelijk om daar nu in te investeren en keuzes te maken. ‘De opgaven worden, overal in het land, steeds complexer. Het wordt bij gebiedsontwikkelingen alsmaar belangrijker om integrale oplossingen te bedenken, waar voor gebruikers wonen, recreëren, mobiliteit, onderwijs en werken op een slimme manier samenkomen.’
Economie, bedrijvigheid, werken, ruimte voor ondernemerschap; welke term ook gebruikt wordt, voor Gehrels staat buiten kijf dat die component niet ondergesneeuwd mag raken. Sterker, zij beschouwt het als essentieel onderdeel van ons polycentrische stedenlandschap. ‘We hebben kunnen zien dat in coronatijd de dienstverlening grotendeels stilviel en dat maakindustrie het motorblok van de economie was. Denk aan de mondkapjes, medicijnen, voedsel; ik zie in dat opzicht juist een herwaardering voor makers en industrie. Juist voor behoud van die bedrijvige stad moeten we hen koesteren.’
In die maatschappelijke transities die op gang komen, acht Gehrels ondernemerschap daarom ook onmisbaar. ‘Ketenverkorting, koppelkansen voor energie-uitwisseling tussen bedrijven en consumenten, het mobiliteitsvraagstuk, het verbeteren van sociale structuren: het is allemaal complex, maar ik ben ervan overtuigd dat ondernemerschap ons gaat helpen. Die moeten we dus zeker niet de stad uitjagen. Ik denk juist dat het zinvol is om die creativiteit op te zoeken en te benutten voor die integrale oplossingen.’
De oud-politica erkent dat dat ook een deels andere opstelling van beleidsmakers vraagt. ‘Ik weet uit eigen ervaring dat de nadruk vaak ligt op wat er wel en niet mag qua bestemming van een gebouw, wat de afmetingen van het perceel moeten zijn, welke milieucategorie toegestaan wordt. Ik ben er groot voorstander van om dat meer los te laten.’ Het biedt volgens Gehrels mogelijkheden om in die veranderende stedelijke structuur slimmer om te gaan met ruimte. ‘Een bedrijvige stad moet een flexibele stad zijn, daar vragen de transities die op ons afkomen om.’
Meerdere functies
Als voorbeeld neemt ze een hotel dat kampt met leegstand. ‘De regelgeving zou zo flexibel moeten zijn dat het niet moeilijk is om zo’n gebouw in te zetten voor studentenhuisvesting, al dan niet tijdelijk. Of transformeer het hotel naar een woon-zorgcomplex voor ouderen. Of nog mooier: doe beide. Maar zorg ervoor dat een gebouw meerdere functies kan krijgen. Die flexibiliteit is goed voor de waarde van het vastgoed, maar ook voor het gebruik van de stad.’
Want dat laatste is natuurlijk heel frappant, merkt Gehrels scherp op. ‘De woningnood is ontzettend groot, maar ondertussen zien we in de retail, plekken in binnensteden waar we graag willen wonen, de leegstand oplopen. Sommige panden staan al jaren leeg, maar het lukt vastgoedeigenaren dan niet om die transformatie in gang te zetten. Dat kan niet de bedoeling zijn, zeker niet nu de druk op die ruimte alsmaar groter wordt.’
Die flexibele stad betekent overigens zeker niet te dat er geen visie is, benadrukt Gehrels. ‘Nee, je benadert het anders. Het is een andere visie. Want met het bieden van die flexibiliteit mag - nee moet - je ook kwaliteit verlangen. En dat kan ook. Transformatie moet leiden tot wat beters, ook maatschappelijk gezien. Lichte bedrijvigheid kun je misschien koppelen aan de woningbouwopgave of de energietransitie. De warmte van een datacenter kan de verwarming van de wijk worden. Met zulke ideeën gaan we ook slimmer om met de schaarse ruimte.’ Ze combineert dus opgaven met elkaar . ´Ruimtelijke aspecten koppelen aan maatschappelijke transities, op die scheidslijn liggen veel mogelijkheden. Door op deze manier te denken, kun je ook grotere budgetten inzetten, wat de kwaliteit weer ten goede komt.’
Grachtengordel als bedrijventerrein
In haar visie op de flexibele en bedrijvige stad wijst Gehrels ook op de Amsterdamse grachtengordel. ‘Ik vind dat het mooiste bedrijventerrein ever.’ In de Gouden Eeuw fungeerde de grachtengordel in eerste instantie als stadsuitbreiding van Amsterdam, ook toen was sprake van urbanisatie. Maar de grachtengordel kreeg ook een prominente economische functie. ‘Peper, nootmuskaat, koffie, cacao uit de West en Oost werden hier gelost en vervolgens opgeslagen in de grote pakhuizen en vervolgens weer per binnenschip naar de Hollandse en Brabantse steden vervoerd. Voor de scheepvaart was de grachtengordel van groot economisch belang.’
In de loop van de eeuwen zijn die functies steeds veranderd. ‘Die grachtengordel wordt nu vooral gebruikt voor stedelijke functies als wonen, kantoren, toerisme, horeca en recreatie. Functies veranderen alsmaar, ook nu weer door corona. Het aantal toeristen is geslonken. En wie weet besluiten we dat we die toeristen voortaan niet meer op die schaal willen verwelkomen en gaan we de grachtengordel andere functies geven zoals onderwijs, zorg of werken. Dát bedoel ik met de flexibele stad. Als je ziet hoe die grachtengordel in de loop der eeuwen veranderde, dan kan het ook op andere plekken.’
Carolien Gehrels is op 29 oktober een van de hoofdsprekers van het BT Event. Daar zal ze onder meer breder uiteenzetten hoe zij aankijkt tegen de flexibele en bedrijvige stad en het belang van integrale gebiedsontwikkeling. Uiteraard illustreert ze dat ook met de eigen werkpraktijk. Ze deelt inspirerende oplossingen uit binnen- en buitenland.
Carolien Gehrels (1967) is geboren in Dronten en studeerde Nederlands aan de Universiteit van Groningen. Later deed ze, als adviseur van bureau Berenschot, onderzoek naar de internationale marketing van Amsterdam. Hiermee legde ze de basis voor de latere I Amsterdam-campagne en voor haar carrière als wethouder. Van 2006 tot en met 2014 was ze namens de Partij van de Arbeid wethouder van Amsterdam, met onder meer Economische Zaken in haar portefeuille. Medio 2014 maakte ze vanuit de politiek de stap terug naar het bedrijfsleven. Als directeur Europese Steden bij Arcadis adviseert ze steden over de impact en opgaven die gepaard gaan met urbanisatie.