De Paris Proof Ranking wordt bij het congres 'De bedrijvige stad' uitgebreid toegelicht. Deelnemen of meer weten? Klik dan hier

In het Parijse Klimaatakkoord ligt besloten dat het energieverbruik van de gebouwde omgeving voor 2050 met twee derde omlaag moet ten opzichte van het huidige gemiddelde. Voor 3615 bedrijventerreinen is aan de hand van hun gebruiksfunctie en vloeroppervlak per bedrijfsgebouw of adres een Paris Proof-norm berekend met een index, om te kijken hoe goed zij op weg zijn bij het halen van deze duurzame ambitie. Het onderzoek is op initiatief van Elba-Rec uitgevoerd door Rienstra Beleidsonderzoek en Beleidsadvies, in samenwerking met de Stichting Kennisalliantie Bedrijventerreinen Nederland.

Uit de analyse blijkt dat Nederlandse bedrijventerreinen een verduurzamingsslag hebben gemaakt. In iets meer dan de helft (52 procent) van de gebieden liep het energieverbruik de afgelopen vijf jaar terug. Dit komt door energiebesparing, het vervangen van aardgas door elektriciteit, opwekking van hernieuwbare energie uit windmolens en zonnepanelen of door het verdwijnen van energie-intensieve bedrijfsactiviteiten.

Daar staat tegenover dat het energieverbruik op 39 procent van de terreinen juist opliep, en op 30 procent van de terreinen ligt het verbruik een factor drie hoger dan wat de klimaatdoelstellingen voorschrijven. Hier ligt dus nog een flinke opgave. Slechts 485 bedrijventerreinen (14 procent) voldeden in 2019 al aan de Paris Proof-norm voor 2050.

Economische activiteit is doorslaggevend

Opvallend is dat de geografische spreiding van bedrijventerreinen die het goed doen of juist achterlopen, volledig willekeurig is. ‘Economische activiteit is in grote mate bepalend voor hoe energiezuinig een bedrijventerrein is,’ zegt onderzoeker Gerlof Rienstra. Zo zijn grote distributiecentra relatief energiezuinig. Het vastgoed kan gemakkelijk worden verwarmd, en de grote daken lenen zich goed voor zonnepanelen. Functies als datacentra en zware industrie zijn door hun productieproces juist relatief grote energiegebruikers.

Het is echter waken voor te veel determinisme. Ook bedrijventerreinen die door hun functies veel energie verbruiken, kunnen nog een flinke duurzaamheidsslag maken. In de Parijs Proof normen is onderscheid naar sector of gebruiksfunctie gemaakt.

Monofunctionele bedrijventerreinen komen in Nederland bovendien nauwelijks voor. Veelal vind je er een mix van functies, met verschillende sectoren, kantoren en winkels in één gebied. Rienstra: ‘Als één functie veel energie verbruikt, en een andere juist energie levert, is er ruimte voor slimme samenwerkingen, bijvoorbeeld met een collectieve energievoorziening in een bedrijvennetwerk of een gezamenlijke warmte-koudeopslag. Het is de kunst om de verduurzamingsopgave gezamenlijk op te pakken.’ Bij die aanpak ligt allereerst de verantwoordelijkheid bij de operationele bedrijven zelf, zegt Rienstra, want zij verbruiken de energie. Wel kan ondersteuning vanuit de gemeente helpen, bijvoorbeeld met een duurzaam investeringsfonds. Ook kunnen bedrijven zich verenigen in een bedrijfsinvesteringszone (BIZ), om de samenwerking te formaliseren.

Rienstra benadrukt dat verduurzaming niet alleen nodig is om aan de doelstellingen uit het Klimaatakkoord te voldoen, maar ook economisch aantrekkelijk voor de bedrijven zelf. Minder energieverbruik betekent minder energiekosten, en bedrijven die overtollige warmte doorgeven aan hun buren, kunnen daar een marktconforme prijs voor rekenen.