Door Marcel Bayer en Kelly Kuenen

In juni leverden de regio’s een voorlopig concept van hun RES’en in. Het Planbureau van de Leefomgeving (PBL) bekeek deze en concludeert dat de regio’s hoog inzetten op het behalen van het doel. In het klimaatakkoord is vastgelegd dat in 2030 35 terawattuur (TWh) elektriciteit opgewekt wordt uit zon of wind. De opgestelde ambitie van de regio’s overstijgt dit en komt uit op 50 TWh aan groene stroom.

Voorkeur zon(neparken)

Desondanks zullen nog veel keuzes gemaakt moeten worden, stelt het PBL. Bijvoorbeeld over de uiteindelijke verdeling tussen zon en wind. De interesse in zonne-energie neemt toe, zo blijkt uit de concepten, maar zorgt volgens het planbureau ook voor ‘een disbalans tussen de elektriciteitsproductie uit zon en wind’. Gedurende de dag en gedurende het jaar. ‘Disbalans op het netwerk leidt tot hogere kosten en mogelijk tot instabiliteit.’

Interesse in zonne-energie zorgt voor 'disbalans' in elektriciteitsproductie

De zonneladder, een afwegingsinstrument binnen de NOVI voor inpassing van zonnepanelen in het landschap, gaat uit van een voorkeurslocatie van gebouwgebonden zonnepanelen, gevolgd door grondgebonden toepassingen. Deze ladder wordt door regio’s gebruikt, maar op verschillende manieren, signaleert het PBL. In het landelijk gebied gaat de voorkeur van regio’s regelmatig uit naar zonneparken tot 10 hectare. Dak-zonnepanelen op bedrijventerreinen en parkeerplaatsen zijn in stedelijk gebied populair.

Jop Fackeldey, gedeputeerde in Flevoland (energietransitie) en voorzitter adviescommissie Energie bij het Interprovinciaal Overleg moedigt het gebruik van de zonneladder zeker aan, maar wijst erop dat de NOVI alleen zelfbindend is voor het Rijk en er wettelijk geen absolute voorkeursvolgorde is vastgelegd. Inhoudelijk deelt hij de beschreven voorkeursvolgorde van de zonneladder, maar lokaal kunnen er redenen zijn om daarvan af te wijken. Hij acht het logisch om pas op als allerlaatste optie zonneparken aan te leggen. ‘Maar niet in alle regio’s is daarvoor voldoende mogelijkheid. Dan is het aan de regio om belangen af te wegen.’ Hij verwacht dat het PBL zeker zal onderzoeken of alle geplande capaciteit op daken ook daadwerkelijk gerealiseerd kan worden.

Grote inzet op zonne-energie maakt afhankelijk van zonuren. ‘Wind is in dat opzicht slimmer. Wind waait 24 uur per dag het hele jaar, terwijl de zon gemiddeld 8 uur schijnt en ook niet het hele jaar even krachtig is. Maar voor windmolens heb je vaak minder draagvlak. Overigens zie je ook toenemende weerstand tegen grote zonneparken in het landelijk gebied.'

 'Lokaal kunnen er redenen zijn om van de zonneladder af te wijken'

'Zo zijn er meer afwegingen te maken', zegt Fackeldey 'In ieder regio gaat men nu aan de slag met de balans tussen draagvlak, de aansluitingsmogelijkheden op de energie-infrastructuur en de ruimtelijke inpassing. Daarmee zullen er zeker wijzigingen optreden in de RES 1.0 ten opzichte van de concept-RES'en. Dat zijn maatschappelijke en politieke keuzes. Daarom ben ik blij dat we nu zicht hebben op een ambitie van meer dan 50 TWh Daarmee ligt de benodigde 35 TWh wat mij betreft binnen het bereik. Maar klaar zijn we nog niet.'

Landelijke inpassing

Alle regio’s geven aandacht aan het ruimtegebruik, maar de mate van uitwerking verschilt sterk. De voorkeuren van regio’s voor kleinschalige, ruimtelijk makkelijk inpasbare installaties zijn vaak niet het meest kostenefficiënt qua netwerk, technologie en omvang, zegt het PBL.

‘De ruimtelijke consequenties van een RES zijn in de meeste gevallen nog niet inzichtelijk. Soms zijn zoekgebieden ruim gekozen en vaag omgrensd. Ruimtegebruik beperkt zich vaak tot het ‘inpassen’ van energie-installaties in zoekgebieden. Over ruimtelijke belangen die regiogrenzen overschrijden, zoals bij Natura 2000-gebieden, is bovenregionale afstemming nodig.’

Meer afstemming tussen regio’s bij belangrijke potentiële zoeklocaties die aan verschillende RES-regio’s grenzen kan uitvoeringsproblemen voorkomen. Dat zeggen de Participatiecoalitie, die helpt bewoners bij de energietransitie te betrekken, en diverse natuurorganisaties in een gezamenlijke reactie op de concepten. Door samen op te trekken kunnen meer koppelkansen worden gevonden.

Volgens het PBL moet er ook nagedacht worden over gedeelde verantwoordelijkheden. 'Het is aan het Rijk om regels en kaders aan te passen om de lokale inpassing van het RES-bod meer te faciliteren', zo lezen we in de evaluatie.

‘Kijk integraler naar de kansen tussen energieopwekking en natuur en landschap’

De natuurorganisaties roepen op per regio tot een afwegingskader voor natuur en landschap te komen. Afwegingen over het meenemen van ecologische en landschappelijke waarden ontbreken of zijn niet transparant, zeggen zij. ‘Kijk integraler naar de kansen tussen energieopwekking en natuur en landschap’. 

Participatie

‘De regio’s hebben hard gewerkt en de basis ligt er. Er is de komende maanden wel flink wat huiswerk te doen. De uitvoering van de RES 1.0 moet mét de brede samenleving’, zegt Annie van de Pas, netwerkdirecteur Natuur en Milieufederaties. Bewoners, jongeren en omgeving kunnen, al dan niet digitaal, veel meer betrokken worden, zeggen de natuurorganisaties. ‘Zorg ervoor dat gemeenten hier de capaciteit en middelen voor hebben. Financiële participatie van omwonenden en het streefpercentage van 50 procent lokaal eigendom komen voor in bijna alle plannen, signaleren de organisaties, maar het moet concreter wil het niet bij goede bedoelingen blijven.’

Fackeldey ziet participatie, die vanwege de pandemie een tijd stillag of op andere manieren vorm kreeg, als een aandachtspunt. ‘Maar hoe dan ook zal die participatie een belangrijk onderdeel zijn in het proces van het vaststellen van de RES 1.0 op uiterlijk 1 juli volgend jaar in de provinciale staten, gemeenteraden en algemene vergadering van de waterschappen in de regio’s zelf.’

‘Het is goed dat het RES-proces een proces is’

We gaan nu het proces in waarin de RES'sen aan alle kant moeten “uitharden”: de driehoek draagvlak, capaciteit van het netwerk en landschappelijke inpassing, en de kosten die daarmee samenhangen. Fackeldey: ‘Helemaal klaar hoeft het niet te zijn. Twee jaar later hebben we de RES 2.0 en weer later de RES 3.0.’

Warmte & kernenergie
De focus van de RES'en ligt op wind- en zonne-energie. Dat warmte-energie nog niet als volwaardig is meegenomen, verklaart Fackeldey door het ontbreken van wetgeving. ‘De aanpassing van de Warmtewet is er nog niet, en ook het Warmtefonds niet. Voor onderzoek naar geothermie is ook meer tijd nodig. Ik zie wel dat gemeenten heel druk bezig zijn met hun transitievisie warmte. In een aantal gevallen zijn ze die er al. Ik ben heel blij met de eerste stap die nu gezet is, in alle dertig RES-regio’s. Er is nu overal veel meer informatie voorhanden, de relaties tussen overheden, netbeheerders en maatschappelijke organisaties zijn er nu.’

De afgelopen week kwam ook kernenergie als alternatief regelmatig in het nieuws, nadat minister Wiebes (EZK) aangaf dit een serieuze optie te vinden. Fackeldey vindt dat we het debat hierover moeten voeren, maar ziet het op korte- en middellange termijn niet als volwaardige speler binnen de RES. ‘Zelfs als we daartoe op nationaal niveau zouden kiezen, is er in 2030 geen enkele centrale bijgebouwd.’


De RES is bovenal een proces, zegt Fackeldey, en dat is een goede zaak. Nieuwe inzichten en technologieën kun je meenemen in de volgende ronde. Ook het effect van energiebesparing is nog niet tot achter de komma bekend, en evenmin wat het effect is als de grote industrie belangrijke stappen gaat zetten. ‘Dus nieuwe kennis kan het plaatje en de mix waarop je inzet veranderen, en dat is geen probleem, want daarmee houden we rekening.’

Planning

Het PBL maakte voor haar analyse gebruik van de voorlopige concepten die in juni werden ingediend. Ondanks de impact van corona is het met een ruimere planning bijna alle energieregio’s gelukt om rond de oorspronkelijke deadline te publiceren. De tussentijdse analyse geeft betrokkenen inzicht in wat nodig kan zijn om tot een goede RES te komen.

Het PBL geeft voor 1 februari volgend jaar een analyse van de afzonderlijke RES’en.