Institutionele beleggers, voornamelijk pensioenfondsen, investeerden in de jaren zestig, zeventig en tachtig van de vorige eeuw massaal in Nederlands vastgoed. Na de Tweede Wereldoorlog was de woningnood enorm, dus werden grote hoeveelheden kapitaal in de Nederlandse woningmarkt gestopt. Corporaties en beleggers werden gestimuleerd om met elkaar en voor elkaar Nederland weer op te bouwen. Na woningen hadden Nederlanders behoefte aan plekken om te werken, ontspannen en winkelen, dus werd in kantoren, leisure- en retailvastgoed geïnvesteerd. Mede door die investeringen kon Nederland groeien en bloeien en de klap van de oorlog te boven komen.
Anno 2020 heeft Nederland wederom een groot woningbouwprobleem. De komende tien jaar moeten één miljoen woningen worden bijgebouwd. Tel daar de economische crisis door Covid-19 bij op, en Nederland staat wederom voor een grote vastgoedopgave. De rol die Nederlandse institutionele beleggers op zich nemen, is echter flink veranderd. Waar hun kapitaal eerder voornamelijk in Nederland landde, wordt nu geïnvesteerd in vastgoedprojecten over de hele wereld. 88 procent van alle investeringen door ‘s lands pensioenfondsen gaat naar het buitenland. In de jaren negentig belegden zij nog voor 50 procent in Nederland.
Grote pensioenfondsen beleggen tegenwoordig onze betaalde pensioenpremies in studentenwoningen in India, hotels in Brazilië, woningen in de Verenigde Staten en winkelcentra in China en kantoren over heel Europa. Financieel gezien zijn die vastgoedinvesteringen in het buitenland goed te verklaren. Met spreiding en differentiatie in de beleggingsportefeuille, spreid je ook risico’s. Goede resultaten in het ene land of vastgoedsegment, vangen tegenvallende rendementen elders of in andere markten op. Daarmee is continue uitbetaling van pensioengelden gegarandeerd.
Vanuit maatschappelijk perspectief wringt het echter. Het zijn juist de deelnemers van de pensioenfondsen, de leraren, zorgmedewerkers en politieagenten, werknemers in vele industrie- en mkb- bedrijven, die het nu moeilijk hebben op de woningmarkt. Wonen in met name de G4 wordt voor hen in toenemende mate onmogelijk, ook al zijn hun diensten van groot belang voor deze steden. Ze vallen tussen wal en schip op de woningmarkt. Met hun middeninkomen verdienen ze te veel voor een sociale huurwoning, maar te weinig voor een hypotheek op een stedelijke woning.
Zou het dus niet logisch zijn als pensioenfondsen weer opnieuw meer zouden investeren in de ontwikkeling van de broodnodige stedelijke middenhuurwoningen voor deze doelgroep? Dan kunnen de pensioendeelnemers niet alleen later van een welverdiend pensioen genieten, maar ook nu van een betaalbare woning. Een maatschappelijk rendement kan nu en in de toekomst net zoveel waarde betekenen als enkel een financieel rendement.
Met meer investeringen op eigen bodem komt de dekkingsgraad van de fondsen niet in gevaar. Investeren in Nederlands vastgoed is vanuit financieel oogpunt namelijk zeer aantrekkelijk. Nederland is niet corrupt en haar inwoners zijn buitengewoon goed in het tijdig betalen van hun huur of hypotheekrente. Bovendien is de Nederlandse vastgoedmarkt erg transparant. In de Global Real Estate Transparency Index van JLL prijken we op de zevende plaats. Investeringsrisico’s zijn dus laag. Als investeerder koop je hier zelden een kat in de zak. Landen als China, Brazilië en India doen het beduidend minder goed in de ranglijst.
Dat de Nederlandse pensioenfondsen bereid zijn om maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen, is evident. Diverse pensioenfondsen investeren nadrukkelijk niet in de tabaksindustrie of wapenhandel. Ook zijn meerdere fondsen – onder maatschappelijke druk – op dit moment bezig om hun investeringen in fossiele brandstoffen en vervuilende industrieën af te bouwen. Trek die lijn dus door, beleggers, en investeer zo veel mogelijk in de Nederlandse vastgoedmarkt. Voor nu en later!