Dit is een voorpublicatie van een uitgebreider artikel in Mooi Meubilair, een magazine vol informatie en inspiratie over straatmeubilair en de inrichting van de openbare ruimte. Vraag nu een gratis exemplaar aan!

De sociale binding in en identiteit van een gebied worden steeds belangrijker, verwachten Paul van Wijk en Christian Messing, die met Stijlgroep aan projecten als de herontwikkeling De Binkhorst in Den Haag, de Maasvlakte II in Rotterdam en het Marsmanplein in Haarlem werkten. Combineer de buitenruimte met het landschap en inclusiviteit, is de boodschap van Van Wijk en Messing. Op die manier creëer je duurzame waarde en wordt de leefomgeving niet langer gezien als een kosten- en sluitpost binnen de ruimtelijke ordening, maar maakt het er een integraal onderdeel van uit en creëert het zelfs meerwaarde. We formuleren drie ontwerpprincipes om die duurzame waarde te genereren.

1. Kijk naar wat je hebt

Kijk in de planvorming allereerst naar wat je hebt. Want de omgeving gladstrijken om van daaruit op te bouwen, is echt passé, vinden Van Wijk en Messing. Niet alleen ontdoe je het gebied van zijn karakteristieken en daarmee identiteit, ook dreigt het gevaar dat de gebouwde omgeving leidend wordt. ‘Begrijp waar je mee werkt’, adviseert Messing. ‘Wat is er aanwezig en welke karakteristieken heeft het gebied waar je aan werkt? Van daaruit werk je verder.’

Wat is aanwezig en welke identiteit heeft het gebied?

Dit principe werd bijvoorbeeld toegepast in Aalsmeer, dat zijn karakter onder meer ontleent aan de grote hoeveelheid water. In Dorpshaven in het Lijnbaangebied werd ruimte gecreëerd voor nieuwe bewoners door gebruik te maken van het reeds aanwezige slagenlandschap, dat zich typeert door zijn langwerpige kavels met daartussen water. Het landschap diende als de basis voor het ontwerp. Dat resulteerde in bepaalde gebiedsspecifieke aanpassingen. Zo werd de infrastructuur op lichtgewicht ophoogmateriaal aangelegd, omdat het veengebied het lastig maakt nieuwe gronden realiseren. Het gebied sluit aan op de omgeving en op een ecologische verbindingszone. De originele lintbebouwing kwam terug en door meerdere architecten werd voor elk type slag één type woning ontworpen. Sommige woningen hebben een individueel karakter, anderen meer eenheid. Eenheid wordt benadrukt door water als verbindende factor.

2. Omarm het landschap (én water)

Gebruikmaken van wat er is, betekent ook het landschap als uitgangspunt nemen. Net als in Aalsmeer werd ook in Plan TIJ in Dordrecht gewerkt mét het landschap. Van Wijk: ‘Hier hebben we ons afgevraagd hoe deze omgeving er ooit uitzag en waar mensen graag zouden willen wonen. Het gebied was ooit onderdeel van de Biesbosch; dat karakter wilden we terugbrengen.’ Bij de herinrichting werden de dijken rond het voormalige sportgebied weggehaald en werd het gebied zo als het ware teruggegeven aan de natuur. Het polder-getijdelandschap deed zijn herintrede, deze keer als basis voor natuurinclusief wonen in relatie met het water. Het landschap staat nu in nauw verband met de negentig woningen. De natuur en de getijdebewegingen kenmerken het landschap met onder meer moerasbebossing, rietlanden en struwelen.

Door water te omarmen in plaats van te weren, wordt samengewerkt met de natuur en verbinding gecreëerd. Daarnaast is het een manier om onderscheidend te zijn en het gebied een kwaliteitsimpuls te geven. In een waterrijke omgeving kunnen de mooiste plannen ontstaan. Messing: ‘In plaats van het landschap te controleren, kun je het faciliteren als basis voor de versterking van de identiteit en kwaliteit van het gebied’.

Zoals in Plan TIJ, of Vlietvoorde in Leidschendam-Voorburg. In deze laatste werd een voormalig kassengebied, dat permanent werd drooggepompt, teruggegeven aan het water. Hier werden woonplekken op hoger- en lagergelegen delen gerealiseerd en onderling verbonden met een tussenliggend voormalig landgoed, waarvan nog restanten ondergronds lagen. Van Wijk: ‘Deze opzet zorgt voor een binding met het water en mensen onderling. Plan TIJ is echt een community geworden; mensen hebben contact in de openbare ruimte, delen veel en ook op sociaal gebied is het landschap leidend. De bewoners zijn er als het ware te gast in het landschap.’

3. Schep ruimte voor ontmoeting

De coronacrisis benadrukt meer dan ooit dat de buitenruimte ons faciliteert anderen te ontmoeten. Dat brengt ons tot het derde punt – en misschien wel de essentie van het vak. Ook binnen het huidig individualisme heeft men de behoefte aan mogelijkheden om te ontmoeten. De sociale binding wordt zelfs steeds belangrijker, verwachten Van Wijk en Messing. Mensen willen zich gehoord voelen en een rol spelen binnen een sociale context.

Niet de ontwerper, maar de gebruiker bepaalt de waarde van een gebied. Neem hem dan ook als uitgangspunt in de planvorming, benadrukken de heren, en maak je de omgeving van de ander eigen. In de omgeving die je ontwerpt woon je immers niet zelf en de behoeften van een ander kunnen anders zijn dan de jouwe. Oog voor de mens betekent burgers laten participeren. Messing: ‘Dat is een logisch gevolg van het idee dat de gebruiker de waarde bepaalt. Plannen veranderen op die manier en kritische omstanders worden ambassadeurs van het gezamenlijke gedachtegoed.’

‘Ook binnen het huidige individualisme heeft men behoefte aan mogelijkheden om te ontmoeten'

Daarnaast is het van belang kansen te benutten die zich voordoen als groepen mensen een belang of interesse met elkaar delen, zegt Van Wijk. Door deze opvattingen aan de voorzijde van het planproces te implementeren, voeg je waarde toe aan het plan. Zo werkt in Vlietvoorde in Leidschendam-Voorburg het landschap als middel voor sociale binding. Cliënten van regionale zorginstelling Ipse de Bruggen verzorgen hier in het kader van dagbesteding het onderhoud, een pakketdienst en boodschappenservice. Mensen die er een woning kochten, kochten mede een aandeel in het omliggende landschap, waardoor deze collectief bezit werd. Van Wijk: ‘De verantwoordelijkheid verschuift hier van overheid naar gebruiker, met een collectief eigendom en verantwoordelijkheid. Het landschap verbindt de verschillende gebruikersgroepen en brengt de inclusieve samenleving op een hoger niveau.’

Kijk op welke manier de buitenruimte mensen kan binden. Welke elementen ontmoeting stimuleren, is afhankelijk van het gebied en de (te verwachten) bewonersgroepen. Een plan krijgt ook (meer) toegevoegde waarde door aan de voorzijde te kijken naar de wens van bewoners en omwonenden. Messing: ‘Er is immers pas sprake van een gemeenschap als er condities worden geschapen voor ontmoeting en interactie en de ruimte echt met elkaar wordt gedeeld.’