Door Theo Föllings. Meer weten over bedrijven in de stad? Op 29 oktober organiseren de SKBN en vaklad BT het congres 'De bedrijvige stad'. Deelnemen of meer weten? Klik dan hier.
Het woningtekort in Nederland groeit al jaren. Tot 2030 moeten er 845.000 nieuwe woningen bij komen. Lukt dat, dan betekent dat niet dat de woningnood opgelost is. Nee, daarmee voorkomen we slechts dat het huidige tekort verder oploopt. De urgentie van bouwen, die zal met dit statistiekje uit de ‘Staat van de Woningmarkt 2020’ wel duidelijk zijn.
Om die reden klinkt de roep om een terugkeer van de minister van Volkshuisvesting ook steeds luider. In maart sprak een meerderheid van de Tweede Kamer die wens voor de volgende kabinetsperiode zelfs al hardop uit. Dat de oude ministerspost na de Tweede Kamerverkiezingen nieuw leven ingeblazen wordt, is wat mij betreft niet eens zo relevant. Veel interessanter is welke koers de nieuwe vakminister gaat varen.
De volkshuisvesting aanjagen, dat wordt sowieso een hels karwei. Gemeenten en provincies zijn de afgelopen jaren tenslotte niet onwelwillend op het gebied van woningbouw geweest, maar zij kregen de bouw onvoldoende aan de praat. Het is allemaal niet zo gek als je bedenkt hoe schaars de ruimte in steden is. De stad is er voor wonen, voor recreëren, voor sport, voor cultuur, voor onderwijs, voor ontmoeting. O ja, daar hoort werken ook bij.
Dat laatste wordt nog wel eens ‘vergeten’. In die strijd om ruimte is het populair om binnenstedelijke bedrijventerreinen op de korrel te nemen. De druk op die werklocaties is gigantisch. Steeds meer succesvolle bedrijven worden met het oog op het woongenot van mensen als hinderlijk ervaren. Is een bedrijf succesvol en heeft het behoefte aan uitbreiding? Zoek de ruimte maar in de regio, is dan de boodschap. En waarom ben je überhaupt nog in de stad gevestigd? Op dat bedrijventerrein kunnen we duizenden nieuwe huizen bouwen.
Los van de vaststelling dat de woningnood zich tot ver buiten de Randstad manifesteert – en die ruimte voor succesvolle bedrijven er nauwelijks is - wordt daarmee de toegevoegde waarde van werken voor de stad onderschat. Want wie de economie de stad uitjaagt, smoort indirect ook de creativiteit, de spontaniteit, de ontmoeting en de innovatie. En dat is wat steden nodig hebben, juist in de overgang naar een circulaire en slimme economie.
Denk verder ook aan aspecten als de mobiliteit en de energievoorziening. Thuiswerken wordt ook na corona een blijvertje. Lange reisafstanden en files willen we voortaan vermijden. Dat kwam naar voren uit onderzoek van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Juist in deze tijd, een periode waarin het openbare leven grotendeels stilligt, is het zinvol om na te denken over de bedrijvige stad. Goed bereikbare en bruisende werkplekken in gemengd stedelijk gebied, daar hebben de toekomstige eigenaren van de huizen die gebouwd moeten worden behoefte aan.
En wellicht liggen er voor de opwekking en uitwisseling van energie tussen bedrijven en kersverse woningeigenaren zelfs nog mooie kansen in het verschiet. Diezelfde behoefte bestaat overigens net zo goed in de regio. Ook daar kunnen vernieuwende werkmilieus kansrijk zijn. Zo is de resourcing en reshoring, het dichter bij huis halen van de maakindustrie uit het verre buitenland naar Europa en Nederland, een duidelijke economische trend waar we in de bedrijvige stad ook plek voor moeten vinden.
Begint het al te dagen hoe complex de opdracht straks voor de volkshuisvesting is? Wat mij betreft wordt het een kwestie van en-en. De woningbouwopgave zou in hand moeten gaan met versterking van werkgelegenheid in stad of dorp.