Volgens het onderzoeksinstituut verwachten raadsleden vooral dat digitalisering voordelen zal opleveren in termen van efficiëntie en effectiviteit van de beleidsuitvoering. Als er al vragen worden gesteld aan het college, gaan die meestal over zorgen ten aanzien van de privacy van de burger. ‘Hoewel dat een terecht aandachtspunt is, duidt het wel op een vrij beperkte kijk op de mogelijke bijwerkingen’, staat beschreven in het rapport.

De focus ligt volgens de onderzoekers te veel op ‘wat mogen we’ in plaats van op ‘wat willen we’. De rol is te reactief. Hierdoor wordt mogelijke impact van digitalisering vooraf niet systematisch onderzocht en verhelderd en worden daarnaast normatieve afwegingen die aan beleidskeuzes ten grondslag liggen niet expliciet gemaakt en besproken. Daarmee ontsnapt het thema aan democratische afweging. Dit speelt ook in gemeenten waarin al volop gebruik wordt gemaakt van data en algoritmen.

Oorzaken

Het Rathenau Instituut heeft een aantal verklaringen voor het gebrek aan kennis en aandacht. Naast de verklaring dat raadsleden zich te weinig bewust zouden zijn van de impact van digitalisering, wordt aangegeven dat ze vooral oog voor maatschappelijke thema’s hebben. In het rapport staat beschreven dat een raadslid het liever wil hebben over een probleemwijk, dan over digitale deurbellen. Later hoorde hij meer over de Ring-deurbel en wilde hij het toch bespreken. Dat raadsleden aangeven dat ze weinig kennis hebben over digitalisering is een andere verklaring.

Daarnaast willen ze zich niet bemoeien met wethouders. De gemeenteraad is er om de beleidskaders vast te stellen en het college van B&W gaat over de uitvoering van het beleid binnen die kaders. Raadsleden beschouwen digitalisering vaak als een kwestie van uitvoering en daarmee als iets dat niet onder hun verantwoordelijkheden valt. Tegelijk willen wethouders ook niet dat raadsleden op de stoel van de wethouder gaan zitten. ‘Daarmee gaat men voorbij aan het feit dat digitalisering ook invloed heeft op de kaders waarbinnen het beleid wordt uitgevoerd.’

Denkraam

Omdat slimme toepassingen de toekomst zijn, heeft het Rathenau Instituut een denkraam opgesteld. Kort gezegd houdt stap één het specificeren van de beleidsdoelen in, stap twee het onderzoeken van de kaders en sturingsmogelijkheden, stap drie het onderzoeken van de maatschappelijke impact, stap vier het nagaan van de impact van interventies en stap vijf het maken van afwegingen.

De onderzoekers nemen onder andere de slimme lantaarnpaal als voorbeeld. Er moet volgens hen gekeken worden wie bijvoorbeeld de software en de hardware levert. Ook moeten beleidsdoelen in ogenschouw worden gehouden. Slimme lantaarnpalen kunnen zowel op het gebied van veiligheid, duurzaamheid en verkeersbeleid betekenis hebben. Daarnaast speelt wetgeving een rol. Een slimme lantaarnpaal valt bijvoorbeeld onder de Elektriciteitswet, maar ook onder de Telecommunicatiewet. Het is van belang dat de negatieve gevolgen in beeld worden gebracht en op welke manier ingegrepen kan worden.

'Gebrek aan kennis is gevaarlijk'

Jan-Willem Wesselink, programmamanager bij Future City en kwartiermaker bij de City Deal 'Een slimme stad, zo doe je dat' (genoemd in de NOVI), noemt het gebrek aan kennis bij raadsleden gevaarlijk. ‘Als je bewust onbekwaam bent, kun je specialisten inhuren om je bij te praten. Als je je niet bewust bent van een verandering kan je in mijn ogen nooit de goede beslissing nemen, omdat je een deel van het probleem bent én de mogelijke oplossing niet ziet.’

Daarom is het volgens hem goed dat het Rathenau Instituut aandacht besteedt aan de impact van digitalisering op de samenleving. ‘In dit rapport proberen ze handvatten te geven aan raadsleden. Daarbij zien ze digitalisering als elk ander onderwerp waar de raad over gaat. Het schema kan ook worden gebruikt voor andere lastige beleidskeuzes. Dat komt omdat de onderzoekers digitalisering vertalen als automatisering van de bestaande situatie.’

Wesselink vindt het jammer dat het rapport niet beschrijft wat digitalisering echt inhoudt. ‘Raadsleden en wethouders staan op dit moment voor lastige keuzes, waarvan de impact lang niet altijd duidelijk is en kan zijn. Daarbij spelen nieuwe ethische vragen en ontstaan nieuwe politieke debatten. In de eerdere Rathenau-publicatie Opwaarderen worden die uitgebreid genoemd, dit rapport gaat daar niet verder op in. Het onderzoek focust heel erg op het proces voorafgaand aan het politiek debat, terwijl het juist belangrijk is om dit debat op een zorgvuldige manier te voeren.’