Volgens Rogier Aalders (economisch geograaf en onderzoeker van de bank) zijn de industrie, vervoer en opslag en de horeca de sectoren die een grote invloed hebben op de krimp in bepaalde gebieden. ‘In een regio als Zeeuws-Vlaanderen heb je met een bedrijf als Dow Chemical een industriegebied met een belangrijke speler. In andere gebieden zie je een enorme afhankelijkheid van bijvoorbeeld luchthavens, vaarwegen en transportbedrijven. Gebieden die erg afhankelijk zijn van deze sectoren krijgen enorme klappen.’
Aalders vertelt dat hierom Rotterdam niet bij de slechtst scorende regio’s staat. ‘In deze stad heb je veel meer dan de haven. Andere sectoren spelen hier een grote rol. In bijvoorbeeld Eindhoven zie je een afhankelijkheid van bijvoorbeeld ASML. Toch staat deze regio niet onderaan het lijstje, want in Zuidoost-Brabant floreert de kenniseconomie.’
De bovenstaande regio’s zijn echter niet de ‘best’ scorende regio’s. In de regio’s Utrecht en Noordoost-Brabant (Den Bosch en omstreken) valt de krimp relatief het meest mee. Aalders: ‘Je ziet dat Utrecht minder afhankelijk is van industrie, terwijl de omgeving Den Bosch geen uitgesproken gunstige economische structuur heeft. De daling van de algemene economische activiteit is daar relatief laag. Uiteindelijk zie je dat Utrecht wel een gunstige economische structuur heeft. Het is al met al een samenraapsel van talloze factoren.
In het onderzoek staat namelijk dat groei afhangt van specifieke regionale omstandigheden. Voorbeelden zijn de voordelen die bedrijven ontlenen aan de nabijheid van kennisinstellingen, de kwaliteit van de beroepsbevolking, het gunstige leefklimaat en een goede bereikbaarheid.
Zo hebben Den Haag en de Kop van Noord-Holland veel overheidsdiensten, en is de zorg groot in Alkmaar en Oost-Groningen. Hierdoor krijgt de economie in deze gebieden ook niet de grootste klappen. De rest van Groningen scoort niet hoog, maar dat komt door het dichtdraaien van de gaskraan. Ondanks dat de baten niet per se bij de Groningers terechtkomen, is het wel meegenomen in de statistieken. Aalders benadrukt dat scores relatief zijn en dat elke regio te maken krijgt met de negatieve gevolgen van de coronacrisis. Het hoogste percentage is een groei van -4.4 procent.
Hij zegt ook dat het er niet echt een formule is om een bepaalde regio succesvol te ‘maken’. De onderzoeker noemt de economische structuur van ons land hardnekkig. ‘Je ziet natuurlijk dat massa, concentratie en diversiteit van economische activiteiten bijdragen aan succes. Je kan dit echter moeilijk plannen. Amsterdam is al sinds de gouden eeuw een florerende regio. Je ziet af en toe andere regio’s opkomen, maar dit heeft te maken met het ondernemersklimaat en dat is nou juist zo onvoorspelbaar.’
Wel is het volgens Aalders van groot belang om een brede welvaartsagenda te ontwikkelen. ‘Als de regionale ongelijkheid nog groter wordt, dan komen bepaalde regio’s voor steeds grotere opgaven te staan om leefbaarheid in hun gebied te handhaven.’