Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) is stellig: de huidige overheidsaanpak voor de Nederlandse leefomgeving schiet tekort. De leefomgeving staat steeds centraler in beleidsplannen, constateert het planbureau, maar het beleid is nog te jong en te weinig robuust om voor een toekomstbestendige ruimtelijke inrichting van Nederland te zorgen.
Er komt een hoop af op de Nederlandse leefomgeving. Klimaatverandering en de energietransitie, de zoektocht naar een duurzamere verhouding tussen landbouw, voedsel en natuur, toekomstbestendig grondstoffengebruik en veerkrachtige (stads)regionale ontwikkeling. Alle zijn geen sinecure en alle leggen beslag op de beperkte fysieke ruimte die Nederland te bieden heeft.
De uitdagingen kunnen niet allemaal op lokaal en regionaal niveau worden opgelost. Een meer richtinggevende ruimtelijke ordening is dus nodig, aldus het planbureau. Gebeurt dat niet, dan is het onwaarschijnlijk dat klimaatdoelen uit het Klimaatakkoord of het VN-Verdrag Biologische Diversiteit gehaald worden.
Burgers betrekken is essentieel
De Rijkssturing moet niet vanuit een ivoren beleidstoren worden gegeven. Het leefomgevingsbeleid moet goed aansluiten bij de leefwereld van de burger. PBL-directeur Hans Mommaas: ‘De overheid kan zich nog niet rijk rekenen. De burger is nog te weinig in beeld. Enerzijds lukt het de overheid nog maar mondjesmaat om burgers te betrekken bij het beleid en hen te motiveren zelf een bijdrage te leveren, de zogenaamde “voorlopers” uitgezonderd. Anderzijds wordt er te veel van individuele burgers verwacht.’
PBL-onderzoeker Jetske Bouma voegt toe: ‘Of we de doelen die de overheid stelt voor het leefomgevingsbeleid halen, hangt mede af van de inzet van burgers. Het is daarom van belang om zicht te hebben op wat burgers beweegt en belemmert als het gaat om hun betrokkenheid bij de leefomgeving, en hun gedrag.’
Dat burgers waarde hechten aan de leefomgeving, blijkt uit een enquête die het planbureau afnam onder een representatieve onderzoeksgroep. 85 procent van de burgers maakt zich zorgen om de gevolgen van klimaatverandering. 80 procent ziet het als morele plicht om goed voor het milieu en de natuur te zorgen. Desgevraagd geven burgers aan dat zij in hun buurt graag aandacht zouden zien voor klimaatadaptatie, natuur, schone energie en woningisolatie, geluidsoverlast, afval en luchtkwaliteit.
Wel benadrukt het planbureau dat ‘de burger’ niet bestaat. Respondenten met een benedenmodaal inkomen maken zich vaker zorgen over de kosten van de energietransitie en de betaalbaarheid van duurzaam voedsel en lager opgeleide respondenten zijn eerder geneigd te vinden dat de inzet voor de leefomgeving nu wel voldoende is. Ook zijn er verschillen tussen jongeren en ouderen en tussen stadsbewoners en bewoners van het landelijk gebied. Het PBL pleit dus voor meer aandacht komt voor de verschillen in de samenleving.
Geen tegenstrijdigheid
In het rapport schrijft het planbureau: ‘De grote leefomgevingsopgaven vragen aan de ene kant om een overheid die de regie neemt, maar aan de andere kant is duidelijk dat als de samenleving onvoldoende wordt betrokken bij die opgaven en bij de vormgeving van het beleid, dit de uitwerking en uitvoering van het beleid kan blokkeren.’ Zit daar geen tegenstrijdigheid in, top-down én bottom-up?
Mommaas denkt van niet. Rijksregie kan burgers namelijk ontzorgen, wat hen in staat stelt om zelf een steentje bij te dragen aan een duurzame toekomst. Hij illustreert dit met een voorbeeld. ‘Neem de overstap naar duurzame verwarming van een woning. Een burger die dit wil doen, heeft daar infrastructuur voor nodig die overheden aanleggen. Met door het Rijk geboden omgevingszekerheid, stel je burgers in staat om zelf keuzes over hun leefomgeving te maken.’
Veel burgers willen ook wel bijdragen aan een duurzame ruimtelijke inrichting van Nederland, maar het schort hen aan kennis en middelen om dat te doen. Zo is bijvoorbeeld het verduurzamen van een woning financieel niet aantrekkelijk, becijferde het planbureau eerder. Volgens het PBL moet de overheid dus meer verantwoordelijkheid nemen voor collectieve zaken zoals een stabiel en duurzaam energiesysteem, een robuust natuurnetwerk en een gezonde leefomgeving. Daarmee moet ze burgers de ruimte en mogelijkheid bieden om in beweging te komen en stappen te zetten voor de leefomgeving.