Het Nederlands veenweidegebied zakt door het dalend grondwaterpeil elk jaar met 8 millimeter. Dat klinkt niet als veel, maar het telt op: de bodem ligt nu bijna een meter lager dan in het jaar 1900. Hoe erg is dat? Met dijken, pompen en regulering van oppervlaktewater zijn we in Nederland technisch gezien in staat om elk gebied droog te houden, hoe laag het ook ligt.

Toch maant de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) tot snelle actie. Als we niks ondernemen, zijn de negatieve gevolgen van de daling groot. Een verdrogende en verzakkende bodem stoot tonnen CO2 uit, waarmee de klimaatdoelen van Parijs moeilijker haalbaar zijn. Bovendien komt zout water mee omhoog dat de landbouw bemoeilijkt. Ook lopen de kosten voor waterbeheer bij voortzettende daling verder op. Droogliggend veen wordt namelijk waterafstotend, wat het steeds moeilijker maakt om maatregelen te nemen.

André van der Zande, lid van de raad en medeopsteller van het advies, windt er geen doekjes om: ‘Als we niks doen, krijgen we een opstapeling van problemen. Dan worden er rechtszaken aangespannen over de CO2-uitstoot, kunnen boeren hun werk niet meer doen en moeten gemeenten en waterschappen miljoenen uitgeven aan onderhoud van het landschap en infrastructuur.’ De schade van het dalende waterpeil blijft niet beperkt tot enkel het landelijk gebied. Het grootste deel van de bodemdaling in steden komt door het gewicht van bebouwing, maar een lager grondwaterpeil zorgt ook voor paalrot. De stadsbewoner heeft dus ook baat bij goed landelijk bodembeleid.

Peilverhoging vergt Rijksaanpak

De kern van het advies van de raad is om het veenlandschap te laten vernatten in plaats van verdrogen. Van peilverlaging naar peilverhoging, met een regionale en gebiedsgerichte aanpak. Wordt het advies opgevolgd, dan is het doel om 50 procent minder bodemdaling te hebben in 2030, met een streefdoel van 70 procent in 2050. Deze doelen leidt de Rli af uit de Klimaatwet.

De aanpak vergt actieve sturing vanuit het Rijk. Dat gebeurt nu te weinig, staat stellig in het rapport. ‘Het is bevreemdend dat dit nog niet grootschalig van bovenaf is opgepakt,’ zegt Van der Zande. ‘De urgentie is evident, maar het ontbreekt nu aan een stok achter de deur om peilverlaging en bodemdaling doelmatig aan te pakken. In andere landen gebeurt dat wel, met wettelijk vastgestelde doelen.’ Graag zou het raadslid een grootschalige aanpak à la het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie zien, waarbij alle overheidslagen samen de schouders onder een landelijke opgave zetten. Met centrale sturing, maar decentrale en gebiedsgerichte uitvoering in regio’s.

Anders boeren

De agrarische sector, en dan specifiek de melkveehouderij, speelt een cruciale rol bij de peilverhoging. Het dalende grondwaterpeil, dat via oxidatie zorgt voor de daling, komt grotendeels op de rekening van deze sector. De waterschappen en provincies houden het waterpeil laag, zodat tractoren niet vastlopen in de modder en groen gras goed kan groeien.

Na stikstof en natuurherstel is het nu dus aan agrariërs om ook om te gaan met de gevolgen van het tegengaan van bodemdaling. Maar wordt de boer hiermee niet opgezadeld met de zoveelste grote en dure opgave? Een hoger grondwaterpeil vergt een andere manier van boeren, met bijvoorbeeld minder vee per hectare of andersoortige gewassen. En uit de proefprojecten komen nou niet echt revolutionaire verbeteringen, bleek onder meer uit rondgang door de Volkskrant.

Toch heeft Van der Zande er vertrouwen in dat de agrarische sector in staat en willens is om deze opgave op te pakken. ‘In pilots zien we dat de omslag naar landbouw met een hoger grondpeil goed mogelijk is, ook op financieel gebied. Als er niks gebeurt, wordt de boer zelf juist kind van de rekening.’

Om de omslag te stimuleren, pleit de raad voor financiële compensatie vanuit het Rijk. Aanvullend kunnen boeren geprikkeld worden met een beloning voor de reductie van CO2-uitstoot die zij met hun nattere gronden bewerkstelligen. Waar nodig kunnen boeren geholpen worden met het verkrijgen van nieuwe nattere gronden die de klap van extensivering opvangen. De Nederlandse natuurorganisaties kunnen deze gronden vergeven. ‘Er zijn een hoop oplossingen denkbaar, meerdere wegen leiden naar Rome,’ aldus Van der Zande.

Geen herhaling van stikstof

Een eerdere omslag voor de boeren, met de stikstofcrisis, kon op weinig steun vanuit de sector rekenen. Boze boeren verweerden zich fel tegen stikstofmaatregelen en blokkeerden snelwegen, demonstreerden voor het kantoor van het RIVM en parkeerden hun tractoren op het Malieveld.

Een soortgelijke reactie zal bij bodemdaling uitblijven, verwacht Van der Zande. ‘Bij stikstof zie je veel ontkenning vanuit de sector, maar bij bodemdaling ligt dat anders. Na drie droge zomers op rij zien de boeren zelf de noodzaak in van een hoger waterpeil. De Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO) pleit zelf voor een nieuwe koers.’

Wel is het volgens de raad zaak om de boer, in de woorden van Van der Zande, niet ‘weer lastig te vallen met de zoveelste milieueis.’ De verschillende milieuopgaven hebben namelijk veel raakvlakken. Zo zorgt een zakkende bodem ook voor mee stikstofuitstoot. ‘Zorg voor een overkoepelende en samenhangende aanpak waarin stikstof, bodemdaling en klimaatdoelstellingen verenigd zijn.’