De laatste is van mening dat er gebruik is gemaakt van een beperkte dataset. Zo zijn de berekeningen in het rapport vooral gebaseerd op rijtjeshuizen van 110m2, terwijl dit een te algemeen beeld is van het Nederlandse palet aan huizen. Daarnaast richt het rapport zich op transities van woningen met lage energielabels, terwijl er in Nederland niet veel huizen zijn met bijvoorbeeld label G.
'Verschillende rekenmethodes'
Ook Geurst van Kessel heeft kritiek op de gebruikte rekenmethodes. ‘Je kan verschillende methodes gebruiken, die elk een andere uitkomst hebben. In dit geval vind ik de conclusie te algemeen. Alle maatregelen worden op één hoop gegooid, terwijl ‘spijtvrije’ maatregelen als het isoleren van de vloer of het aanleggen van zonnepanelen wel degelijk rendement hebben. Niemand gaat in één keer het hele huis verbouwen. Het gaat stapje voor stapje.’
‘Daarnaast moeten bepaalde technologieën zich door de tijd heen verder ontwikkelen. Hierdoor kunnen bepaalde toepassingen op termijn goedkoper worden. Het rapport is te veel op het hier en nu gericht. Dat wil niet zeggen dat ik mij niet in de problemen herken. Het is voor sommige mensen, bijvoorbeeld inwoners van een monumentaal pand, ook financieel een lastige uitdaging. Voor de meeste huizen in Nederland is investeren in de duurzaamheid van een woning helemaal geen slecht plan, terwijl dat nu wel zo gebracht wordt’, vervolgt de CEO van GreenHome.
Van de Groep wil ook zeker niet spreken een slecht rapport, maar vindt het jammer dat de conclusie over de financiële onaantrekkelijkheid breed wordt uitgemeten in de media. ‘Met hetzelfde rapport had je hele andere conclusies kunnen trekken. Dat komt natuurlijk mede door het persbericht van het PBL zelf. Dit doet echter geen recht aan de werkelijkheid. Je kan het rapport ook zien als een motivatie voor de bouw en insallatiebranche. Het had een rapport voor beleidsmakers moeten zijn. Zij hadden er lering uit kunnen trekken.’
Over het rapport
Het PBL-onderzoek, dat is uitgevoerd met input van de Amsterdam School of Real Estate (ASRE), vergelijkt de huidige energierekening van verschillende typen huishoudens met de energierekening na verduurzaming, vermeerderd met de investeringslasten. De effecten van verschillende beleids- en financieringsinstrumenten op de woonlasten zijn voor zowel de korte als de lange termijn bekeken.
Daaruit blijkt dat woningbezitters veel investeringen om hun huis duurzamer te maken maar moeilijk kunnen terugverdienen. Hun bijdrage aan het halen van de klimaatdoelstellingen zal daarom over dertig jaar veel kleiner zijn dan waar het kabinet van uitgaat. Alleen voor een kleine groep grootverbruikers zullen de investeringen op korte termijn terugverdiend worden.
Investeringen in warmtepompen en isolatie zijn te duur. PBL-onderzoeker Frans Schilder geeft tegen de NOS aan dat alleen zonnepanelen een gunstige investering zijn. Ook geeft het PBL aan dat de huidige subsidieregelingen niet voldoende zijn om verduurzamende maatregelen op de lange termijn financieel aantrekkelijk te maken.
In een interview in het AD wordt Schilder geconfronteerd met de kritiek. Daarin zegt hij dat er bewust is gekozen voor het doorrekenen van koopwoningen, in plaats van huurhuizen. Omdat inwoners van huurhuizen zelf niet over de verbouwing gaan, maar corporaties en huiseigenaren. Ook hij is niet bang dat het rapport het klimaatbeleid onderuit haalt. Het gaat volgens hem namelijk helemaal niet om een negatief rapport, want voor veel inwoners is het wel aantrekkelijk om het huis te laten verduurzamen.
Geurst van Kessel over de rol die de politiek moet gaan spelen wat betreft de te verduurzamen woningen: ‘Duidelijkheid voor de lange termijn is erg belangrijk. Niet de ene subsidieregeling voor een bepaalde periode en dan na een aantal jaren weer een andere. Er moet meer gekeken worden naar consistentie van beleid in plaats van het aantal euro’s dat in de subsidiepot gaat.’