Door corona is duidelijk geworden dat de mogelijkheid om thuis te kunnen werken kan leiden tot een kloof in de samenleving. In Londen was er bijvoorbeeld discussie over het feit dat de metro’s eind maart bomvol zaten, terwijl het land werd geteisterd door corona. Mensen met een lagere opleiding, die geen huis kunnen betalen in de buurt van hun werk, werden gedwongen om risico’s te lopen omdat zij bijvoorbeeld moesten schoonmaken of aan de slag moesten in de bouw.
Het CBS deelt banen in vier verschillende beroepsniveaus in. In beroepen van niveau 1 en 2 had respectievelijk 4 procent en 16 procent van de werknemers naar eigen zeggen de mogelijkheid om thuis te werken. Banen op deze niveaus zijn bijvoorbeeld technische beroepen als timmerman en loodgieter, dienstverlenende banen (zoals kapper, schoonmaker en barkeeper) en werkzaamheden in transport en logistiek (denk aan chauffeurs, laders, lossers, maar ook vakkenvullers).
Van werknemers met het hoogste beroepsniveau (niveau 4) gaven ruim 7 van de 10 ondervraagden aan dat het voor hen een mogelijkheid is om thuis aan de slag te gaan. Statistieken uit 2020 wijzen uit dat met name ict’ers vanuit huis werken. Ook managers, werknemers met een creatief of taalkundig beroep en mensen met een pedagogisch beroep verrichten redelijk vaak arbeid vanuit huis.
Voor beroepen in de zorg is, ondanks een hoger beroepsniveau, thuiswerken een lastige opgave. Ook agrarische beroepen staan niet in de top van het ‘thuiswerklijstje’, omdat ook seizoensarbeiders in bijvoorbeeld de bollenkwekerij en vleesindustrie meetellen.