Corona heeft grote impact op ons woon-werkgedrag. Kantoordagen zijn onder druk van het virus verruild voor thuiswerkdagen. Aan het begin van de crisis was het even omschakelen, maar het thuiswerken went. We hebben inmiddels ontdekt dat bijvoorbeeld vergaderen op afstand goed te doen is.
De huidige trend is een blijvertje. Ook als er straks een vaccin tegen Covid-19 is, zullen we vaker thuis werken. Geen reistijd naar kantoor en minder afleidingen bevallen werknemers goed. De helft van de mensen die nu thuiswerken verwacht dit na de crisis ook te blijven doen, bleek eerder uit onderzoek door Intermediar en de Nationale Vacaturebank. Het Kennisinstituut voor Mobiliteit deelde vergelijkbare cijfers, en benoemde dat ons reisgedrag door corona blijvend kan veranderen.
Die omslag maakt dat we na moeten denken over de toekomst van onze steden. De beschikbaarheid van werk is traditioneel gezien één van de grote pull-factoren van de stad, maar het thuiswerken maakt arbeid van minder belang in de keuze om ergens te gaan wonen. Als je minder op kantoor aanwezig bent, wordt een langere reisafstand tussen huis en werk aantrekkelijker. Een uur in de trein zitten wordt een stuk aanlokkelijker als je het maar drie keer per week hoeft te doen. Tel daarbij op dat wonen in de grote steden significant duurder is, een pushfactor. Waarom zou je dan in de stad blijven wonen?
Let wel: ik voorspel geen einde van de triomf van de stad. De stad is immers meer dan werk. Ook de grote hoeveelheid voorzieningen maakt dat mensen de stad boven het dorp verkiezen. De afname van het belang van fysiek nabij werk luidt dus niet het einde van de stad in, maar zal wel maken dat de ‘rand’ van de Randstad wordt opgerekt. Covid maakt wonen in steden als Lelystad, Zwolle, Apeldoorn, Arnhem, Nijmegen en de Brabantse Stedenrij aantrekkelijker. Voor die steden biedt de huidige situatie dus een kans. Het zijn plekken die nu al veel te bieden hebben aan hun bewoners, met een hoog voorzieningenniveau, maar die qua werkaanbod niet konden concurreren met de Randstad. Zij hebben nu de mogelijkheid om hun achterstand op de G4 te verkleinen, om een magneet te worden.
De verandering in woon-werkgedrag heeft ook invloed op wat we van onze woning verwachten. Als je structureel thuiswerkt, volstaat met je laptop aan de keukentafel zitten niet langer. Een aparte ruimte in de woning voor werk is dan geen overbodige luxe. Liefst echt een eigen plekje, zonder sociale prikkels, want sociale behoeften worden vervuld op de dagen dat je wel fysiek op kantoor aanwezig bent. Die eigen plekjes in de woning zijn bij elkaar opgeteld allerminst verwaarloosbaar. Een rekensom ter illustratie: Nederland was in 2019 ruim 49 miljoen bezette vierkante meter kantoorruimte rijk, becijferde het CBS. Ervan uitgaande dat kantoorbezetting met 40 procent daalt – we gaan immers drie in plaats van vijf dagen naar kantoor – moet bijna 20 miljoen vierkante meter aan werkruimte elders worden gecompenseerd. Die meters zijn lastig te realiseren in kleine appartementjes. Voor kantoren zelf verandert er overigens weinig, want door de anderhalvemetermaatregelen is per werknemer meer vloeroppervlakte nodig.
Op een andere plek wonen, in een ander soort woning met je eigen kantoortje aan huis. Hoe woon-werkgedrag precies verandert, moeten we de komende tijd nauwlettend in de gaten houden en monitoren, maar het staat vast dat er een flinke omslag gaande is. Een omslag die een gecoördineerde aanpak vanuit het Rijk verdient, vanuit een apart ministerie. Dat staat haaks op de trend van decentralisatie, maar het is dan ook juist de huidige woningmarktproblematiek die laat zien dat zo decentraal mogelijk besturen niet genoeg oplossingen biedt. De oprekking van de Randstad is bovendien een gemeente- en regio-overstijgende trend. Gemeenten en provincies kunnen dit niet alleen aan. Ter voorkoming van een interne competitie tussen steden, kan onder regie een verbinding ontstaan tussen deze steden: een nieuwe Rand in een ruimer land.