Jasperina Venema is senior programma manager Groen en Gezondheid bij non profit-organisatie Nature For Health (NFH), Sabine van Rooij is onderzoeker socio-ecologische netwerken en transities bij de Wageningen Environmental Research (WENR).
Onder begeleiding van WUR en TRANZO (centrum voor zorg en welzijn aan de Universiteit Tilburg) werkten diverse partners tussen 2015 en 2019 samen aan het vergroenen van de versteende en vergrijsde wijk Waterhoef in Oisterwijk. Dat gebeurde volgens drie uitgangspunten. Allereerst moest de buitenruimte aantrekkelijk worden voor ouderen door de inrichting op hen af te stemmen, bijvoorbeeld met goed beloopbare paden, bankjes, schaduw en aantrekkelijke en overzichtelijke beplanting. Bij gemeentelijke plannen voor het opknappen van speeltuintjes of plantsoenen werden ideeën aangedragen die het ontwerp aantrekkelijker maakten voor kwetsbare ouderen. Als tweede werden zoveel mogelijk omwonenden bij het vergroenen betrokken. De voorkeur ging uit naar initiatief van wijkbewoners, ondersteund door professionals. Als laatste werd de samenwerking tussen buurtbewoners bij het maken van een ontwerp bevorderd door ondersteuning van een professional. Buurtbewoners werden betrokken bij het beheer van het groen en bij het organiseren van activiteiten in die buitenruimte.
Net als veel andere participatieprojecten kende dit project zijn successen en uitdagingen. De belangrijkste lessen en aanbevelingen:
1. Bottom-upprojecten zijn onvoorspelbaar
Bottom-upprojecten laten zich lastig voorspellen. Ga en blijf met elkaar in gesprek om oplossingen te vinden voor de hobbels op de weg. Van tevoren was niet te voorzien waar de vergroening in Oisterwijk plaats kon of zou vinden. Het was ook onduidelijk of plekken in de openbare ruimte vergroend zouden worden, op grond van de woningcorporatie of in de (voor)tuinen van de wijkbewoners. De consequenties van de verschillende mogelijkheden werden gaandeweg duidelijk. Belangrijk is daarom dat partners flexibel zijn en vertrouwen hebben in elkaar en burgers. Kortom: bouw sociaal kapitaal op, met elkaar en met de wijk, en neem daar ruim de tijd voor.
2. Benut kansen die voortkomen uit de reguliere onderhouds- en realisatieplannen
Reguliere onderhouds- en realisatieplannen van de gemeente en woningcorporatie zijn projecten waar makkelijk bij kan worden aangesloten en waar met burgers de inrichting en het beheer op een groene manier en aansluitend op de wensen kan worden uitgevoerd. Benut daarom kansen die daaruit voortkomen. Het eerste vergroeningsproject in het kader van Groen voor Grijs betrof een renovatie van een speeltuin die bij de gemeente op het meerjarig onderhoudsprogramma stond. Met vernieuwing van de speeltoestellen werd direct een terras aangelegd waar ouderen van de spelende kinderen kunnen genieten. Ook werden rond de speelplek een vasteplantenborder, een bloementuintje en een moestuintje aangelegd.
3. Realiseer je dat groene ingrepen leiden tot ander beheer
Meer belevingsgericht groen betekent soms ook meer beheer en onderhoud. Het groen dat wijkbewoners in Groen voor Grijs wensten, was anders en duurder in onderhoud dan het ‘standaard’ openbaar groen. De gemeente ging hierin mee, onder voorwaarde dat de bewoners ook zelf de handen uit de mouwen zouden steken. De verwachtingen moesten worden afgestemd tussen wijkbewoners, wijkraad, gemeente en woningcorporatie. Daarnaast moest vertrouwen worden gekweekt. Afspraken werden van beide zijden nageleefd, waardoor het onderling vertrouwen sterk groeide.
4. Zorg voor budget voor de realisatie van groen
Binnen Groen voor Grijs moest gaandeweg steeds extra budget worden vrijgemaakt. Het aanspreken van potjes en het aanvragen van subsidies door de projectpartners was niet zo eenvoudig als van tevoren gedacht. Dit haalde de snelheid uit het proces en zorgde ervoor dat energie wegebde. Door de vertraging is binnen de projectduur van vier jaar minder vergroening tot stand gekomen dan gehoopt. Daardoor duurde het lang voordat de effecten merkbaar werden voor de wijkbewoners. Zorg dus voor voldoende budget. Weinig is zo demotiverend als na overeenstemming en enthousiasme over verbeteringen in het groen, te moeten concluderen dat de realisatie niet door kan gaan door te weinig budget.
5. Stem communicatie af op de mensen
In Groen voor Grijs duurde het even voordat een effectieve manier was gevonden om wijkbewoners te bereiken. Tijdens de eerste bijeenkomsten in de wijk toonden bewoners weinig betrokkenheid met het onderwerp. Ze wilden vooral parkeer- en andere overlast bespreken. Het bleek lastig om te praten over de kansen die vergroening van de leefomgeving biedt. Een groep studenten van de HAS Hogeschool onderzocht wat de communicatie blokkeerde.
Door informeler te communiceren werden buurtbewoners enthousiast
Zij adviseerden informeler en buurtgerichter te communiceren en te benadrukken dat mensen invloed op de eigen, direct leefomgeving konden uitoefenen. De leefstijlanalyse van Smart Agent lag hieraan ten grondslag. De wijk Waterhoef was typisch een ‘gele’ wijk, informeel en gericht op 'samen doen'. Toen dat eenmaal duidelijk was, werden formele uitnodigingen vervangen door een marktkraam met koffie en thee op een veldje in de buurt, en werden bijeenkomsten in het wijkhuis vervangen door tentmomenten in de buurt. Toén werden buurtbewoners enthousiast.
6. Heb geduld
Het duurt minstens een jaar – één groeiseizoen – voordat groen echt uitstraling en effect heeft en wijkbewoners het groen en het vergroeningsproject kunnen beleven.
7. Monitor de effecten
Het monitoren van de effecten van groen op het welzijn van de oudere bewoners in de wijk kost tijd en inspanning. Er kan kwalitatief worden gemonitord door mensen te vragen hoe ze een bijeenkomst of een vergroeningsproject waarderen. Meten kan ook eenvoudig. Bijvoorbeeld door bij te houden hoeveel mensen er aanwezig zijn bij bijeenkomsten, door te kijken of dezelfde mensen terugkomen en of de vrijwilligers het onderhoud blijven verzorgen zoals afgesproken. Door te monitoren kan van de ervaringen worden geleerd, tijdig worden bijgestuurd en zijn de resultaten gemakkelijker te delen.
8. Waardeer het sociaal kapitaal dat ontstaat
Heb oog en waardering voor de opbrengst. Niet alleen voor de groenere wijk, maar ook voor de toename in de sociale contacten tussen wijkbewoners, verschillende bevolkingsgroepen en de versteviging van het sociale netwerk waar ook andere kwetsbare groepen voordeel van hebben. Bij Groen voor Grijs is ook tussen gemeente, woningcorporatie en wijkbewoners sociaal kapitaal ontstaan. Waar aanvankelijk voorzichtig te werk werd gegaan, ontstond gaandeweg vertrouwen en een samenspel tussen (semi)overheden, welzijnsorganisaties en wijkbewoners.
Heb ook oog voor de toename in de sociale contacten tussen wijkbewoners en verschillende bevolkingsgroepen
Het project heeft positief verrast qua sociale cohesie en positieve sfeer. Deelnemers gaven aan het gevoel te hebben zelf een bijdrage te kunnen leveren aan de leefbaarheid, sfeer en kwaliteit van hun eigen leefomgeving. Tijdens informele koffiemomenten kwamen buurtbewoners en projectpartners samen en maakten zij afspraken over bijvoorbeeld het onderhoud. Kinderen bleven geboeid omdat er altijd iets te ontdekken viel in het groen. En opvallend: het waren de jonge gezinnen die voor hun kinderen graag speelplekjes wilden waar ook ouderen fijn konden zitten, vanwege de interactie die dan plaatsvindt. Ondanks hun drukke leven waren zij bereid om tijd en energie te investeren.
Ouderen gaven aan veel nieuwe mensen te ontmoeten en het leuk te vinden om naar de bijeenkomsten op de groene plekken te gaan, al was het maar om er te kijken naar alle activiteit. Uit enquêtes voor en na het traject bleek ook dat zij zich na de groene interventies veiliger voelden: een belangrijk voorwaarde om naar buiten te gaan. Dit bevestigde de relatie tussen de gezamenlijke realisatie van wijkgroen op de verminderde kwetsbaarheid van ouderen.*
*Zie: Sugiyama, T., & Ward Thompson, C., 2007. Outdoor environments, activity and the well-being of older people: conceptualizing environmental support. Environment & Planning, 39, 1943-1960. De acht lessen maken onderdeel uit van een uitgebreider artikel dat werd gepubliceerd in vakblad Stedelijk Interieur 1 2020.