Ingezonden door Coen Modderman, senior adviseur bij Haute Equipe en Thorbecke-fellow aan de Universiteit Leiden
Een recente uitspraak van de rechtbank Gelderland (een voorlopige voorziening) biedt een vermeldenswaardig voorbeeld van de wijze waarop bijzondere binding aan een woning een rol speelt bij het al dan niet sluiten ervan, op grond van art. 13b Opiumwet. In deze zaak gaat het erom of er voldoende rekening is gehouden met de bijzondere economische binding aan de woning in kwestie. De zaak illustreert waar de burgemeester bij een eventuele sluiting allemaal rekening mee moet houden en hoezeer maatwerk daarbij geboden is.
Sluiting van een woning op grond van de Opiumwet
Art. 13b Opiumwet, ook wel de Wet Damocles genoemd, houdt (onder meer) in dat als in een woning drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt of daartoe aanwezig zijn, de burgemeester kan optreden met een last onder bestuursdwang. Dit kan in de praktijk zo uitpakken dat vanwege de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs, een woning voor een of meer maanden wordt gesloten.
Voor een bewoner kan dit heel ingrijpend zijn, want het grondrecht op privacy en privéleven is in het geding. Zo’n sluiting op grond van de Wet Damocles en het Damoclesbeleid van de betreffende gemeente, moet volgens de regelgeving en de rechtspraak dan ook voldoen aan de vereisten van noodzakelijkheid en evenredigheid, waarbij er voldoende aandacht moet zijn voor bijzondere omstandigheden. Factoren en uitgangspunten bij deze vereisten heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in 2019 in een overzichtsuitspraak uiteengezet. Deze uitspraak en die van de rechtbank Gelderland komen hierna aan bod.
Bij de noodzakelijkheid moet, aldus de ABRvS, worden gekeken naar:
- De ernst en omvang van de overtreding;
- De vraag of er sprake van is dat ‘de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld’.
En voor wat betreft de evenredigheid wordt gelet op:
- De verwijtbaarheid;
- De aanwezigheid van minderjarige kinderen;
- De gevolgen van de sluiting.
Over dit laatste merkt de ABRvS op: ‘Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarbij gaat het niet om een binding met de omgeving van de woning, maar specifiek om een binding met de woning zelf.’
Rechtbank Gelderland
Bij de uitspraak van de rechtbank Gelderland gaat het om bijzondere binding aan de woning vanwege economische redenen. In de woning in kwestie is de kapsalon van de verzoekster gevestigd, waarop zij voor haar levensonderhoud is aangewezen. Zij heeft aangegeven dat sluiting van de woning zou betekenen dat zij haar kapsalon opnieuw moet sluiten, nadat dit vanwege Corona eerder dit jaar al moest, en dit zou een verlies van al haar inkomsten betekenen en uiteindelijk faillissement.
Verder heeft zij gemeld dat haar kapsalon in een bijgebouw aan de straatzijde van de woning zit en zowel een ingang vanuit de woning als een eigen ingang naar de straat heeft. Haar werkzaamheden kan zij niet ambulant uitoefenen: ‘Haar auto is in beslag genomen en de middelen die zij nodig heeft voor haar werk kan zij niet op de fiets meenemen, nog daargelaten dat haar vaste klanten in een ruime straal rondom haar woning wonen.’
Volgens de rechter heeft de burgemeester onvoldoende rekening gehouden met de bijzondere economische binding. De sluiting zou de verzoekster zowel haar woning als haar werk kosten.
Betekent dit, gelet ook op de genoemde ABRvS-uitspraak, dat de hele woningsluiting dan niet door kan gaan, omdat dat onevenredig zwaar zou zijn voor de verzoekster? Zo ver gaat de voorzieningenrechter niet. Die merkt hierover op: ‘Voorts is de feitelijke situatie, zoals ter zitting door verzoekster geschetst althans, zo dat sluiting van de woning zonder sluiting van de in het bijgebouw gevestigde kapsalon, mogelijk is. Het bijgebouw heeft een eigen ingang en de tussendeur naar de woning kan eenvoudig worden dichtgezet. (…) De voorzieningenrechter [zal] het verzoek om een voorlopige voorziening toewijzen, in die zin dat de kapsalon in het bijgebouw buiten de sluiting blijft. Daarbij zijn wel de voorwaarden dat de tussendeur tussen de kapsalon en de woning moet worden afgesloten en verzegeld en verzoekster mag het bijgebouw alleen gebruiken als kapsalon tussen 9:00 uur en 17:00 uur.’
De bijzondere economische binding wordt dus niet aangegrepen om te oordelen dat in het geheel de sluiting moet worden geschorst tot en met de bezwaarprocedure, maar er wordt maatwerk geleverd: het deel van de woning waarin de kapsalon zit, blijft (onder voorwaarden) geopend, middels gedeeltelijke schorsing van het primaire besluit tot zes weken na verzending van de beslissing op bezwaar.
Het belang van maatwerk
Bij de toepassing van de Wet Damocles en Damoclesbeleid moeten burgemeesters goed letten op bijzondere omstandigheden die kunnen maken dat handelen volgens het beleid zou leiden tot een onevenredig besluit. De ABRvS wees er al op dat onder meer medische omstandigheden voor bijzondere binding aan een woning kunnen zorgen. De rechtbank geeft nu aan dat ook economische redenen daarvoor kunnen zorgen.
Dat lijkt mij terecht. Bij de kwestie of de sluiting van een woning wel of geen evenredige sanctie zou zijn, is het mijns inziens nodig om mee te wegen of iemand, zoals de verzoekster in deze zaak, naast haar woongelegenheid ook haar werkgelegenheid en levensonderhoud zou verliezen. Dit zal allicht niet altijd tot de conclusie leiden dat van de sluiting dan maar helemaal moet worden afgezien – of dat bijvoorbeeld zoals in deze zaak het deel van de woning waarin de economische activiteit plaatsheeft, een aparte behandeling krijgt –, maar een factor in de beoordeling of de sanctie wel of niet evenredig is, zou het zeker moeten zijn. Dit zou bijvoorbeeld tot een verkorting van de duur van de sluiting kunnen leiden. Zo wordt voorkomen dat de Wet Damocles te rigide, zonder oog voor de omstandigheden van het geval, wordt toegepast. Op de rigiditeit van de toepassing van de Wet Damocles in de praktijk is wel kritiek geuit, bijvoorbeeld door hoogleraar Jan Brouwer.
Deze uitspraak en de ABRvS-uitspraak uit 2019 maken duidelijk hoezeer maatwerk aan de zijde van de burgemeester vereist is bij toepassing van de Wet Damocles. Om alle relevante feiten goed boven tafel te krijgen voordat een definitieve sanctie wordt opgelegd, is het praktisch en raadzaam om in een voornemen tot het opleggen van een last onder bestuursdwang de bewoner(s) te vragen om hun zienswijze te geven en hen daarbij expliciet te vragen of er sprake is van bijzondere binding aan de woning vanwege medische, economische of andere redenen.