Dat blijkt uit analyse door adviesbureau HEVO, dat de zorgprognose voor ouderen in alle Nederlandse gemeenten in kaart bracht. Tot 2040 verdubbelt het aantal 80-plussers. In lijn met deze toename zal het aantal zorgindicaties voor ouderen per 2050 met één miljoen toenemen. Nu geplande uitbreidingen van zorgcapaciteit zijn niet voldoende om in de ouderenzorgvraag te voorzien. Volgens berekeningen van TNO is er al in 2025 een tekort van 16.000 verpleeghuisplekken.

Het aanbieden van betere zelfstandige woningen voor ouderen biedt een oplossing. Die insteek sluit goed aan bij wat ouderen zelf willen. De groep woont steeds langer zelfstandig. 92 procent van de 75-plussers woont bijvoorbeeld nog op zichzelf. Dat komt door overheidsbeleid gericht op langer thuis blijven wonen en verscherping van zorgindicaties voor toegang tot zorgwoningen, maar ook door de voorkeuren van ouderen zelf. Zij wonen liever zelfstandig dan begeleid.

Goede woningen

Dat betekent echter niet dat het huidige woningaanbod goed aansluit bij de woonwensen van senioren. Zo berekende de Rabobank eerder dat er de komende 20 jaar een tekort aan voor ouderen geschikte woonvormen is van 200 duizend.

René Lolkema, senior adviseur bij HEVO, schetst hoe die ‘geschikte woonvormen’ er precies uit kunnen zien. ‘Het is allereerst zaak dat de woning groot genoeg is, om zorg te kunnen faciliteren.’ Verder wijst de adviseur vooral op het belang van clustering. ‘Ouderen vinden het prettig om bij elkaar in de buurt te wonen, in een complex of een hofje, waar formele en informele ontmoetingen worden aangemoedigd. Het sociale netwerk wat dat biedt, vergroot het veiligheidsgevoel.’

De woningen kunnen zowel met nieuwbouw als met transformatie gerealiseerd worden. Een bijkomend voordeel van de clustering is dat het de druk op (thuis-)zorginstellingen laat afnemen. Zij kampen veelal met personeelstekorten. Hulp verlenen aan ouderen die bij elkaar in de buurt wonen is dan makkelijker dan bij aan gespreide ouderen.

En goede voorzieningen

Daarnaast is het belangrijk dat het voorzieningenniveau in de buurt op orde is. Dat is in kleinere gemeenten met een inwoneraantal tot 30 duizend niet altijd even makkelijk. Door dunbevolktheid is  het (financiële) draagvlak voor de voorzieningen er relatief laag. ‘Dat is een van de redenen dat we in het onderzoek specifiek naar kleinere gemeenten kijken. Bij investeringen in grotere gemeenten is de businesscase voor voorzieningen makkelijk rond te rekenen, maar in kleinere gemeenten is dat lastiger. Het is wel een noodzaak, want ouderen willen graag oud worden in het gebied waar ze hun hele leven al hebben gewoond,’ zegt Lolkema.

Een aanpak op gemeenteniveau helpt volgens de adviseur goed bij het inzichtelijk krijgen van wat toch mogelijk is. Lolkema: ‘Je kunt niet alles in ieder dorp realiseren. Je moet keuzes maken. Door op gemeenteniveau te kijken, kun je gericht voorzieningen concentreren die worden gewaardeerd door ouderen. Dan kunnen ouderen alsnog in de buurt blijven wonen.’ Bij de realisatie van de woningen en voorzieningen ligt een taak voor gemeenten, maar voor woningcorporaties, vastgoedinvesteerders en zorginstellingen. Volgens HEVO zullen zij samen de schouders onder de uitdaging moeten zetten.

Aan de verhuizingsbereidheid van ouderen twijfelt Lolkema niet. Volgens hem denken 70’ers en 80’ers actief na over hun leefomgeving en maken ze een afweging om nog een keer te verhuizen. Wel schort het volgends de adviseur aan informatievoorziening en aan de keuzemogelijkheden. ‘Veel ouderen willen wel verhuizen naar een levensloopbestendige woning, maar weten niet wat de woonmogelijkheden bij hen in de buurt zijn. Daar moet je dus met gerichte marketing op inzetten.’