Op diverse punten geeft de raad in haar advies voorstellen voor herstelmaatregelen die een duurzame transformatie ondersteunen. Een groene impuls kan behaald worden met het versnellen van de woningbouw, verduurzaming van de bebouwde omgeving en van het landelijk gebied, een toekomstbestendige energie-infrastructuur, door toe te werken naar emissieloze mobiliteit, lucht- en zeevaart en door middel van klimaatadaptatie.
In de bouw en energie zijn concrete maatregelen onder meer het verruimen van isolatie-subsidiemaatregelen en het stimuleren van tijdelijke woningbouw. Voor emissieloze mobiliteit stelt de raad voor de uitrol van laadinfrastructuur voor elektrische auto’s te versnellen en de fietsinfrastructuur te verbeteren.
In de landbouw kan ingezet worden op digitalisering, met onder meer precisielandbouw en robotisering. Op scholen kunnen programma’s worden opgezet met duurzame, regionale en gezonde voeding. Op het gebied van klimaatadaptatie kan gedacht worden aan investeren in meer groen in de stad, buffers en retentiebekkens en een hogere stimuleringsregeling waarmee decentrale overheden klimaatadaptatiemaatregelen kunnen treffen.
Pas op de plaats
De raad wijst er echter ook op dat het op sommige terreinen wenselijk is juist pas op de plaats te maken. ‘Door de stilstand is er ruimte om keuzes uit het verleden te heroverwegen en daarover de dialoog te voeren. De – misschien nu nog tijdelijke – veranderingen kunnen namelijk een katalysator zijn voor actie om groen uit de crisis te komen. Dat kan echter alleen door het ijzer te smeden als het heet is en dus snel, binnen enkele maanden, het beleid te heroverwegen.’
Volgens de raad geldt dit bijvoorbeeld voor de aanleg van nieuwe wegen. De coronacrisis heeft het mobiliteitsgedrag én de manier waarop we hier naar kijken (mogelijk tijdelijk) veranderd. In plaats van nieuwe infrastructuur aan te leggen kan beter geinvesteerd worden in de aanwezige infrastructuur, bijvoorbeeld door deze te verduurzamen of moderniseren.
Kaders voor beleid
In het advies wordt een kader gepresenteerd waarmee overheden het belang en de urgentie van groene herstelmaatregelen kunnen toetsen. Daarbij moet gekeken worden naar de uitvoerbaarheid van maatregelen op de korte termijn, de bijdrage die ze leveren aan economisch herstel op de korte termijn en aan een brede welvaart. Dit laatste betekent volgens de raad dat maatregelen moeten bijdragen aan economische structuurverbetering, een transitie naar duurzame leefomgeving en aan sociale rechtvaardigheid.
Verder wordt geadviseerd oog te hebben voor het maatschappelijk draagvlak. De raad roept op bij het nemen van maatregelen aansluiting te zoeken bij bestaande maatschappelijke initiatieven. ‘Beloon koplopers, bemoedig de trekkers van burgerinitiatieven en benut de maatschappelijke betrokkenheid van velen.’