Door Frans Soeterbroek, socioloog, actieve stadmaker en bestuurlijk adviseur voor de publieke zaak. Tevens is Soeterbroek eigenaar van De Ruimtemaker.

In mijn omgeving zijn er veel mensen die snakken naar meer Rijksregie in de ruimtelijke ordening. Ik leef met hen mee, omdat ik het verlangen snap naar meer integrale sturing, naar doorpakken op gemaakte afspraken, naar terugkeer van iets wat lijkt op het ministerie van VROM, naar grote vergezichten en naar tempo maken met de grote transities.

Maar ik moet ook altijd een beetje lachen om het naïeve beeld dat mensen hebben over de rol van ‘het Rijk’. Want achter dat begrip verbergt zich een wonderlijke samensmelting van een partijpolitiek/parlementair systeem, een verkokerde bureaucratie, een arena van belangencoalities en een ‘bestuurlijke partner’ die heen en weer sprint tussen afdwingen, onderhandelen, coalities smeden en loslaten.

En bij hoe dat hybride systeem functioneert heb ik niet bepaald de associatie van heldere visie en regie. Het zijn allemaal dingen die juist het opportunisme, de fragmentatie en de deelbelangen voeden in plaats van deze te corrigeren. Tijd om eens in te zoomen op hoe dit mechanisme werkt en hoe het anders kan.

Wie uitnodigt tot Rijksregie krijgt de lobbydemocratie op de koffie

Kamerleden, bewindslieden en departementen beantwoorden de roep om Rijksregie meestal met dappere bezweringsformules om iedereen tevreden te houden (‘grote opgaven’, ‘richting geven’, ‘samenhangend’, ‘samen de schouders er onder’), onverbloemde belangenbehartiging (voor de boeren, voor de luchtvaart, voor de bouwlobby, voor de energiesector) en ad hoc ingrepen op basis van reuring in media en Tweede Kamer. Kijk even naar de dossiers stikstof, luchtvaart, energietransitie, wonen en nationale omgevingsvisie (NOVI) en je snapt waar dit over gaat.

Laten we dus beseffen dat juist de roep om regie partijpolitieke spelen, bureaupolitiek en lobby activeert en de handelingsverlegenheid in de samenleving voedt omdat iedereen gaat zitten afwachten of het Rijk nu eindelijk het varkentje gaat wassen. Het verleidt de rijksoverheid die de druk voelen om iets groots te doen om nog zwaarder leunen op de machtigste partijen in de markt Denk aan banken, projectontwikkelaars, techbedrijven, vervoersmonopolies, multinationals of adviesbureaus.

Dat brengt me op het belangrijkste kritiekpunt op de roep om Rijksregie: het leidt af van wat er vooral aan schort. De marginale rol die burgers, de ‘civil society’, spelen ten opzichte van het tandem overheid – markt.  Het dominante discours in media en politiek over wat er mis gaat in dit land speelt zich af op de as overheid en markt en de roep om Rijksregie is de ene keer bedoeld om de publieke zaak te herwinnen op de markt en de andere keer om juist bovenlangs ruimte voor de markt af te dwingen.

Het supertrio rijk, regio en markt

Als ‘het Rijk’ niet toe wil geven aan de roep om centrale sturing wordt de bal keurig teruggekaatst naar dat andere niveau waar dezelfde mensen die roepen om regie sturing verwachten: ‘de regio’. In dit bestuurlijke gat ontmoeten Rijk, provincie, gemeenten, kenniswereld, grote instituties en markt elkaar.

Ook in de regio is de burger ver te zoeken. Of om het wat zwaarder aan te zetten: de inzet op regionale sturing pakt altijd uit als een strategie om ver weg van burgers en democratische controle doorzettingsmacht voor grote plannen te organiseren.

Lokale bestuurders die in hun eigen stad vurig pleiten voor een sterke rol van de burger hebben het in regionale verbanden ineens over de triple-helix waarin overheid innig samenwerkt met de markt en de kenniswereld. Begrippen als Rijksregie en regionale sturing zijn in essentie technocratische begrippen waarbij gevraagd wordt om rationele afwegingen te maken, ‘geen politiek te bedrijven’ en daadkracht te tonen. Met als effect dat de minst machtige groepen verder buitenspel worden gezet. Dat zal in toenemende mate lokale politici gaan verscheuren. Zie dit pijnlijke recente voorbeeld uit Hilversum.

De treurige discussie over Rijksregie bij de Omgevingswet

De Rijksregie bij de invoering van de Omgevingswet is ook helemaal in dit model van Rijk- regio – markt gevat. Dat is natuurlijk niet gek omdat de omgevingswet vooral in gang is gezet om de markt meer ruimte te geven en de mogelijkheden om daarop bij te sturen vanuit de lokale politiek, de hoeders van ruimtelijke kwaliteit en burgers te verminderen. Wie dus om Rijksregie vraagt in het kader van deze wet lokt uit dat dit proces nog versterkt wordt.

De Federatie Ruimtelijke Kwaliteit schreef er deze kritiek op. Zie bijvoorbeeld hoe de minister van BZK dat invult in deze brief over nationale regie in het omgevingsbeleid.  Ik lees de paragraaf over wonen als uitkomst van de succesvolle lobby van projectontwikkelaars en bouwsector, waarbij via bevriende Kamerleden het Rijk in stelling wordt gebracht om gemeenten te dwingen meer ruimte voor marktgestuurd bouwen te realiseren. Met als resultaat een prominente rol voor de NEPROM in regionale sturing, ruimte voor bouwen in het groen en plannen maken voor 135 procent van de benodigde capaciteit.

Om in dat krachtenveld iets van burgerbetrokkenheid en bewonersinitiatief een plek te geven is bijna ondoenlijk. Zelf heb ik met een aantal groepen die pleiten voor meer ruimte voor wooninitiatieven van burgers in de lokale en regionale ontwikkeling een brief aan de Tweede Kamer gestuurd met het dringende verzoek daarop bij te sturen. Kortom: Rijksregie en regionale sturing zijn tamelijk problematische sturingsconcepten die averechts kunnen uitpakken voor wat de mensen die er om roepen vaak beogen.

De octopus als Rijksregisseur

Om een analogie te gebruiken: bij ‘het Rijk’ denk ik eerder aan een octopus ( negen hersens, drie harten, acht armen) dan aan een visionair leider met de wijsheid in pacht, het hart op de goede plaats en de teugels in één hand. Overigens bedoel ik dit niet cynisch. De octopusmetafoor kun je ook positief gebruiken als het vermogen om gebruikmakend van een gedistribueerd systeem van macht en kennis (meerdere hersens, harten en tentakels) in een complexe, politiek geladen en dynamische omgeving toch nog iets te bereiken.

We hebben een redelijk systeem van geweldloze belangenafweging (‘checks and balances’) en intelligent pragmatisme (‘muddling through’) gecreëerd. Dat zijn fijne mechanismen als wapen tegen de autoritaire staat, dwingende deelbelangen en het inslaan van doodlopende wegen. In zijn recente essay ‘de toekomst van Nederland’ refereert rijksbouwmeester Floris Alkemade aan het zoekgedrag van de Hadza, een van de laatste jager-verzamelaarsstammen. Die jaagde via een op het oog chaotisch patroon van steeds weer andere wegen inslaan en op de schreden terugkeren. Hij neemt hen als voorbeeld voor wat hij ‘de kunst van richting te veranderen’ noemt.

Dit terwijl de meeste mensen die het over Rijksregie hebben helemaal niet op zoek zijn naar dit type zoekend veranderen van richting, maar gewoon willen dat we de enig juiste richting inslaan. De verwachting dat je dat van bovenaf geregeld krijgt is een recept voor problemen.

Een andere kijk op de octopus

De octopusmetafoor heb ik geleend van de Antwerpse actievoerder en publicist Manu Claes. Op basis van zijn eigen ervaringen met de strijd rond de verbreding van de rondweg rond Antwerpen, waarbij hij als actievoerder zowel met de Vlaamse, regionale als stedelijke overheid aan tafel kwam, schreef hij een boek over vernieuwing van de democratie.

Daarin voert hij de octopus op als metafoor voor een rijke democratie. In zijn octopus huizen zowel de wetgevende, uitvoerende en rechtelijke macht als de ‘politieke burgeridentiteiten’ (kiezer, participant, actievoerder, journalist etc.) die hij in de acht armen situeert. Het mooie is dat hij juist binnen een proces dat je met enig gemak regionale sturing zou kunnen noemen zo’n prominente rol voor burgers kan bevechten, en dat hij dit ook weet om te zetten in een model voor vernieuwing van de democratie.

De grote uitdaging is dus niet meer Rijk of meer, overheid maar het bouwen van een speelveld waar de burger (‘civil society’) lokaal en regionaal een volwaardige plaats heeft tegenover de overheden en de markt.  Dat is het echte gesprek dat we moeten voeren over sturing in de ruimtelijke ordening. Wat er in de samenleving misgaat los je niet op door te tamboereren op meer Rijksregie. Beter is het om de grote keuzes in de ruimtelijke ordening te vermaatschappelijken te beginnen bij het openbreken van de onderonsjes in de regio’s.