Herstel volgens de V-curve, waar aan het begin van de crisis op gehoopt werd, blijft echter uit. Volgens VNO-NCW-voorman Hans de Boer is op korte termijn nog geen grote opleving te verwachten.
‘Ik denk dat je in alle eerlijkheid moet zeggen: heel veel is afhankelijk van hoe het gaat met de beheersing van het virus’, aldus De Boer. ‘Als er een vaccin of medicijn komt, zal het economische dal minder diep zijn. Wat dat betreft zijn we afhankelijk van lieden in witte jassen. Over het algemeen kun je zeggen dat we in een crisis zitten die een aantal jaren bij ons blijft’, zei De Boer. Hij voorziet voor 2020 een economische krimp van ongeveer 8 procent. ‘Hopelijk volgt in 2021 weer wat groei. Het zal 2 tot 3 jaar duren voor de economie weer draait op het niveau van voor de crisis.’
Vraag
In veel sectoren was het effect van de crisis snel zichtbaar. De luchtvaart en retail hebben het zwaar. In de industrie en de zakelijke dienstverlening is dat effect minder direct. De Boer verwacht dat na de zomer ook in die sectoren duidelijk wordt hoe hard corona ingrijpt. ‘Ik zie twee beelden. Bij veel bedrijven loopt de business nog door. Bij andere ondernemers is de vraag al weggevallen. Ik hoor van de bedrijven die het nu nog druk hebben dat het vooral gaat om opdrachten die er voor corona al lagen. Daar zal de portefeuille na de zomer opdrogen. Vooral industriebedrijven met langlopende projecten zijn niet snel van dat probleem af. Hetzelfde geldt voor de bouw. Projecten die al eerder zijn goedgekeurd en in productie genomen, lopen door. Maar daar speelt ook de stikstofproblematiek. Ook al is er snel een vaccin, het tekort aan opdrachten houdt voor deze ondernemers nog wel even aan.’
Bedrijventerreinen verdienen meer aandacht, stelde De Boer. ‘Goede bedrijfsruimte, op een goede plek met goede bereikbaarheid is belangrijk voor het vinden van talent. Bedrijventerreinen hebben onterecht een slecht imago. Neem Brabant: op 2 procent van de totale oppervlakte zit een derde van alle werkgelegenheid en vanuit een derde wordt nog eens een derde extra aan toegevoegde waarde gecreëerd. Dus 2 procent van het grondoppervlak is goed voor 60 tot 70 procent van de werkgelegenheid in Brabant. Dit soort percentages moeten we tussen de oren krijgen van politici en de publieke opinie.’
‘Voor corona dachten we dat groei vanzelfsprekend was. Nu zien we in dat we moeten knokken voor de economie. Je moet je uit de crisis investeren en dat investeren heeft natuurlijk te maken met kennis en mensen, maar heeft ook alles te maken met infrastructuur, goede bedrijfslocaties voor zittende en nieuwe bedrijven en vergroening. We moeten nu investeren om uit de economische dip te raken en daarin past een creatieve, integrale ontwikkeling van bedrijventerreinen prima.’
Integrale aanpak
Op bedrijventerreinen komen drie maatschappelijke opgaven tezamen, die moeten worden opgepakt in een integrale aanpak, zei Marije Groen, senior-adviseur bij Buck Consultants International. ‘Allereerst is aandacht nodig voor de toekomstbestendigheid van bedrijven: wat is in de bedrijfsomgeving nodig om bedrijven optimaal te faciliteren? Maar bedrijventerreinen zijn ook vanuit energietransitie van groot belang. Zestig procent van het energieverbruik vindt op bedrijventerreinen plaats, dus dat zijn ook de logische plekken voor besparing, opwekking, uitwisseling en afzet van energie. Duurzaam ruimtegebruik gaat om het beter benutten van bestaande ruimte, verbetering van de uitstraling en ruimtelijke herontwikkeling. Veel aanpakken van bedrijventerreinen zijn te veel gericht op een van de drie pijlers, waardoor de investerings- en actiebereidheid en dus ook de resultaten te beperkt zijn en de voortgang achterblijft.’
Jumbo
Jan Leensen, supply chain development manager van Jumbo, de tweede supermarktketen van ons land, schetste tijdens het webinar de context waarbinnen Jumbo haar supplychain ontwerpt en continu aanpast. ‘De consumenten willen hun boodschappen sneller thuis en willen bijvoorbeeld kant-en-klaarmaaltijden. Er is een continue dynamiek in ontwikkeling en groei van formules en assortimentssamenstelling. Denk ook aan schaars logistiek personeel, waarbij mechanisatie steeds meer op de voorgrond treedt, wat dan weer leidt tot hogere gebouwen. Ook de energietransitie speelt mee. We hebben nu als eerste stap twee volledig elektrische vrachtwagens rijden in Nederland.’
In zijn supplychain maakt Jumbo onderscheid tussen groot vastgoed en klein vastgoed. Op dit moment heeft Jumbo 4 megadistributiecentra van 50.000 tot 120.000 vierkante meter, terwijl er 2 in ontwikkeling zijn. In Nieuwegein ontwikkelt Jumbo nu een groot DC dat 100.000 vierkante meter groot wordt en 30 meter hoog. ‘We gaan de komende 4 jaar in deze categorie er nog 3 bouwen, 1 voor winkels en 2 voor online. Die zoektocht naar goede locaties is niet gemakkelijk want je hebt grote kavels nodig van 8 tot 20 hectare, met een toegestane bouwhoogte van 30 meter.’
Daarnaast ontwikkelt Jumbo de komende 3 jaar ook nog eens 20 kleinere stedelijke locaties voor online leveringen en mogelijk 4 voor stedelijke distributie. Het vinden van die plekken stelt weer heel andere voorwaarden, zei Leensen. ‘We zoeken randweglocaties van 6000 vierkante meter, waarop we een crossdock-bedrijfshal neerzetten van 1500 vierkante meter. We hebben daarbij enorm veel parkeerplaatsen nodig voor vrachtwagens en bestelbussen. Maar op veel bedrijventerreinen wordt een bebouwingspercentage van 60 tot 70 procent als eis gesteld, dus dat matcht niet. En we lopen ook tegen geluidsdiscussies aan en eisen voor energiezuinige voertuigen, terwijl snelladende bestelbussen gewoon nauwelijks te krijgen zijn.’ Oplossingen om te voldoen aan de bebouwingspercentages ziet Leensen in bedrijfsverzamelgebouwen en samenwerking met buurbedrijven om parkeerruimteproblemen op te lossen.
Maakindustrie
Een heel ander vestigingsmilieu zoekt de maakindustrie, zo bleek uit de bijdrage van Marjolein Boezel, Financieel Directeur van Van Raam weten. Van Raam heeft 200 mensen in dienst en is een gespecialiseerd bedrijf dat aangepaste fietsen maakt. Vorig jaar nam het bedrijf in Varsseveld een ultramoderne, energieneutrale fabriek in gebruik van 25.000 vierkante meter. Bij zijn zoektocht naar de nieuwe productievestiging zocht het bedrijf in Gelderland en het aangrenzende Duitsland. ‘Grondprijs speelt een rol en natuurlijk bereikbaarheid. Maar we wilden ook niet weg uit de Achterhoek, ook om ons personeel te kunnen houden.’ De investeringen in een duurzaam gebouw en installaties vertaalden zich niet terug in een hogere taxatiewaarde. ‘Het was wel even schrikken dat de taxatiewaarde 30 procent onder de bouwwaarde lag.
Bedrijventerreinen gebruiken als energiehubs is een vaak besproken thema. Toch zijn goede voorbeelden schaars. Joop Mijland, directeur van de grootste inland-terminaloperator in Nederland en België (met 8 binnenvaartterminals en 350.000 vierkante meter terminalruimte) ontwikkelt naast de overslagterminal in Nijmegen een bedrijventerrein waarbij op één plek energie opwekken en opslag worden gecombineerd met het voldoen aan de energiebehoefte. ‘Niet alleen wekken we met zonnepanelen op de daken van distributiecentra en windmolens energie op, maar we slaan het ook op in grote batterijen, zeg maar superchargers. Want het is zonde om energie die bijvoorbeeld ’s nachts door windmolens wordt opgewerkt, verloren te laten gaan. Je hebt vervolgens laadinfrastructuur nodig om die energie te kunnen inzetten in bijvoorbeeld vrachtauto’s, materieel dat in warehouses en terminals wordt gebruikt, stadsdistributie, openbaar vervoer en nu ook elektrische schepen.’
Theo Föllings, voorzitter van SKBN en manager Vestigingsklimaat & Innovatie bij de regionale ontwikkelingsmaatschappij Oost NL, riep de overheid in zijn slotbetoog op om te blijven investeren in bedrijventerreinen. ‘Laten we ons perspectief voorbij de 2 tot 3 jaar van de huidige crisis trekken en 5 tot 10 jaar vooruit blijven kijken. Goed ingerichte en bereikbare bedrijventerreinen krijgen meer belangstelling, ook in deze COVID-periode.’
Energietransitie
Er gaat veel aandacht uit naar energietransitie op bedrijventerreinen, een onderwerp waar Föllings vanuit stichting Bedrijventerreinen Energiepositief (BE+) ervaring mee heeft. BE+ wil met een lokale aanpak uiteindelijk 250 bedrijventerreinen energiepositief en CO2-neutraal maken. Daarvoor moet wel eerst de basis op orde zijn, stelde Föllings. ‘Als een terrein niet schoon, heel en veilig is, zullen bedrijven niet snel vervolgstappen doen. Zorg dat je als gemeente in gesprek blijft met bedrijven. Goed accountmanagement is weliswaar een oude kreet, maar je moet het als gemeente wél op orde hebben. Zeker in deze onzekere tijden. Investeer daar als gemeente in.’ Föllings wees op meer barrières voor de energietransitie op bedrijventerreinen, zoals de energie-infrastructuur. ‘Je kunt nog zoveel duurzame energie opwekken, maar als de infrastructuur niet voldoet of als regelgeving in de weg zit, werkt het niet. Combineer infrastructuurinvesteringen, schone en veilige bedrijfsomgevingen en energietransitie in een integrale aanpak. Denk daarbij ook na over wat digitalisering betekent voor het ruimtelijk beslag en de integratie van functies.’
Locaties die hun zaakjes op orde hebben, zijn hun prijs waard, stelde Föllings. Tegelijkertijd blijft een soepele opstelling van gemeenten in de komende jaren van belang. ‘Voor veel bedrijven die uit de crisis komen, is het moeilijk om de boel weer op te bouwen. Geef ze de ruimte en zet ze niet meteen voor het blok door ze te verplichten alle grond te kopen. Denk aan leaseconstructies en moderne vormen van erfpacht om met bedrijven mee te denken.’