Ingezonden door Bram van den Groenendaal, adviseur en projectleider bij Ruimtevolk. Ook een stuk inzenden? Mail dan naar redactie@stadszaken.nl
Afgelopen week sloot de Nederlandsche Bank zich met haar scenario’s en advies aan bij het inmiddels breed gedeelde beeld dat dieprode cijfers niet vragen om bezuinigen, maar om bouwen en vergroenen. De ‘green recovery’ zoals dit is gaan heten wordt op Europees en nationaal niveau omarmd door wetenschappers, activisten en politici. En dus ook door bankiers. Willen we de klimaatdoelen halen en binnen tien jaar onze uitstoot halveren, dan moeten we de geweldige hoeveelheid publieke investeringen gebruiken om de economie duurzaam te transformeren. Niet de wal, maar een golf aan investeringen moet het schip keren.
De discussie is los, maar spreekt nog weinig tot de verbeelding. Wekelijks horen we over belastingen, fondsen, leningen en groeipercentages. Terwijl er - zo stelde ook Kim Putters onlangs - een behoefte is aan richting: waar gaan we heen en hoe gaan we daar komen? Om hier een antwoord op te geven redden we het niet met economie alleen. We moeten loskomen van cijfermatigheden en de vertaling maken naar de wereld om ons heen. Want een groene economie betekent - en hier moeten we eerlijk over zijn - een grote verbouwing van ons land. We moeten daarom nu laten zien hoe publieke investeringen het fundament zijn voor de vergroening en de welvaart van Nederland. Het is tijd voor een nieuwe generatie publieke werken.
Publieke werken
Al eerder heeft de staat laten zien hoe ze met publieke investeringen richting kon geven aan de ontwikkeling van onze samenleving en bloei van de economie. Zo schreef Thorbecke niet alleen de grondwet, maar was zijn kabinet midden negentiende eeuw ook de initiator van grootse investeringen in de infrastructuur. Het Noordzeekanaal, de Nieuwe Waterweg, droogleggingen, riolering en de spoorwegen; ze legden in de vervallen Nederlanden het fundament voor de industriële toekomst. De basis ook voor Rotterdam als wereldhaven, waarna private investeringen volgden.
Veel bekender is de wederopbouw. Nadat een belangrijk deel van de Nederlandse fabrieken en infrastructuur verwoest of afgevoerd was, is er - weliswaar met Amerikaanse hulp - in korte tijd een basis gelegd voor onze verzorgingsstaat en het poldermodel. De klassenstrijd werd ingeruild voor een sociaal programma. Hiermee werd met onder andere een Nationaal bouwplan en industrialisatie- en landbouwbeleid een nog nooit vertoonde economische groei gerealiseerd. Ook ontwierp de staat in die jaren het Deltaplan. Wat volgde was trots en de wereldwijde export en inzet van kennis over zaken als water en voedsel.
Een nieuw fundament
De vraag is nu of we deze kunst opnieuw kunnen herhalen. Een nieuwe generatie publieke werken als vehikel voor sociaal-economische en - nu ook - ecologische vooruitgang. Hoe kunnen we als land verdienen én vergroenen? Naast de kans is nu ook de noodzaak daar. Onze uitgangspositie is perfect. Nergens anders is zo veel geld en kennis op het gebied van klimaat, water en landbouw bijeen in zo’n dichtbebouwde, maar leefbare delta. De oplossingen die hier werken zijn in de hele wereld nodig.
Denk aan duurzame en hoogtechnologische precisielandbouw die ons in staat stelt om om te gaan met heviger weer. Aan het grootschalig telen van zeewier voor plantaardige eiwitten of de chemische industrie. Denk aan een Noordzee vol windparken die stroom, maar ook waterstof leveren aan groene industriële clusters in bijvoorbeeld Rotterdam en Groningen. En de rol die Nederland zo kan spelen in als knooppunt in de handel van duurzame energie, waar we dat nu doen voor kolen en gas. Denk ook aan het groen en energiezuinig maken van onze steden, en de (internationale) verbinding van stad en land met ov en fietssnelwegen. Denk aan een land dat zijn geld niet verdient met spullen verplaatsen, maar met kennis en duurzame productie, gericht op de opgaven van de 21e eeuw.
De overheid is aan zet
Een koplopersrol krijgt Nederland niet vanzelf. Sterker nog, vaak aarzelen we achteraan. Een grote stap voorwaarts is alleen mogelijk als de overheid visie toont, risico neemt en durft te investeren in een duurzame toekomst. De ondernemende staat, zoals bekende econome Mariana Mazzucato dit noemt, is geen kostenpost, maar creëert waarde voor de lange termijn. Ook een recente studie van Oxfordeconomen bestempelt investeringen in infrastructuur als een van de meest effectieve manieren om uit de crisis te komen. De ideeën zijn er. De overheid is daarom nu aan zet om deze denkbeelden te smeden tot een stevig fundament. Inclusief de instituties, banen, scholing en samenwerkingen die daarbij horen.
Onlangs klonk er een hoopvol bericht; ‘het kabinet neemt meer regie op de inrichting van Nederland’. Te midden van deze crisis lijkt het Rijk ook in de ruimtelijke ontwikkeling terug van weggeweest. Laat de politiek daarom nu het momentum pakken. Regeren is vooruitzien. Geef niet alleen economisch, maar ook ruimtelijk invulling aan de herstart van onze economie. Zet de grote opgave om in ambitie, in een investeringsstrategie met concrete projecten. Publieke werken die laten zien dat we Nederland niet alleen overeind kunnen houden, maar ook klaarmaken voor een nieuwe generatie. Om ook na deze knauw weer vol grote verwachtingen te kunnen werken aan de toekomst.