Terwijl de overheid met grote steunpakketten de economie door de crisis probeert te slepen, dreigen investeringen in de woningmarkt naar de achtergrond te verdwijnen. ‘En dat terwijl de woningbouw juist een enorme aanjager van de economie kan zijn’, zegt Hendrikse. ‘Investeren in woningen levert banen op, is goed voor de gemeentekas én het draagt bij aan de enorme opgave om in tien jaar tijd een miljoen betaalbare woningen bij te bouwen.’

De sturing vanuit de landelijke overheid is onvoldoende, stelt Hendrikse. ‘De decentralisatie van de ruimtelijke ordening en de woningopgave heeft ons te weinig gebracht. De toekomstvisie van het College van Rijksbouwmeesters, het Panorama Nederland, en de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zouden houvast moeten geven, maar ze bieden geen soelaas nu we te maken hebben met zowel een economische als een woningbouwcrisis.’

Hendrikse pleit daarom voor een veel grotere rol voor de Rijksoverheid. ‘Na het Marshallplan en het Deltaplan is het nu tijd voor een Nationaal Woningplan.’

Hoe zou dat plan eruit moeten zien?

‘Er is meer regie nodig over de aanwijzing van woningbouwlocaties, de ontwikkeling en bouw. In de praktijk betekent dat dat de regering een samenwerkingspact moet sluiten met een tiental gemeenten over gronduitgifte, woningbouwontwikkelingen en bestemmingen.’

In maart sprak de Tweede Kamer de wens uit om het ministerie van VROM terug te brengen. De motie van CDA en PvdA haalde een nipte meerderheid in de Tweede Kamer. Volgens de indieners van de motie is de herintreding van een minister van VROM nodig voor de landelijke overheid om te kunnen voldoen aan de grondwettelijke zorgplicht voor bevordering van woongelegenheid, het echte volkshuisvesten dus.

Hendrikse sluit zich hierbij aan, maar hij heeft wel een toevoeging. ‘Ik zou VROM een iets andere betekenis willen geven: het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit. Ons land groeit naar 20 miljoen mensen. Tegelijkertijd willen we bedrijven een aantrekkelijk vestigingsklimaat bieden en kenniswerkers binden. Laten we het wonen, werken en de bewegingen daartussen onder één dak brengen. Het moet een ministeriële verantwoordelijkheid zijn om in samenwerking met de regio’s en gemeenten tot uitvoering van de nieuwe plannen te komen.’

Wie gaat investeren in al die huizen?

‘Het mooie is dat het geld al in de grond zit. De bouw van corporatiewoningen komt in veel steden niet van de grond doordat gemeenten hun opbrengsten willen maximaliseren, in plaats van het aantal huizen. Daarnaast helpt de verhuurdersheffing ook niet om in de komende jaren tot een versnelling van woningbouw te komen. Uiteindelijk moet er een partij opstaan die bereid is het risico te nemen. Van marktspelers wordt ook verwacht dat ze flexibel zijn om aan de doelstellingen te voldoen, maar door de publiekrechtelijke verantwoordelijkheid van de gemeenten ligt hier een extra taak.’

Bij welke locaties liggen de meeste kansen?

‘In mijn ogen moeten steden zich nu vooral gaan richten op de doorontwikkeling en uitbreiding van het stedelijk gebied. Ik zie dat er voor transformatieprojecten en herontwikkelingen binnen de stad voldoende interesse is bij gemeenten en ontwikkelaars en nieuwe bewoners. Dat zal gewoon doorgaan, maar het is niet voldoende. Wat ontbreekt is een ontwikkelvisie voor uitbreiding van de stad en de diverse regio’s in heel Nederland.’

Uit onderzoeken blijkt dat de woonwensen aan het verschuiven zijn. Zo ziet Funda sinds het begin van de coronacrisis het zoekvolume op huizen met een tuin toenemen, ten koste van woningen in appartementencomplexen. Heeft de stad zijn langste tijd gehad? Volgens Hendrikse is dat niet aan de orde. ‘Wel hebben steden meer aan een toekomst waarin meer ruimte is voor uitbreiding, ook in omliggende gemeenten. We zien nu een ongekende verandering in de manier waarop we werken en wonen. Door deze crisis is de ervaring van werken en wonen in de stad veranderd. Naast de bewezen functie van de Randstad en Schiphol, kun je je voorstellen dat andere Nederlandse steden als Almere, Lelystad, Zwolle, Arnhem-Nijmegen en de Brabantse stedenrij vanwege de veranderende woon-, werk- en mobiliteitsinvulling aan belang zullen winnen.’

Heeft het wel zin om te bouwen als het economisch tegenzit?

‘Door de groei van de bevolking is de vraag naar woningen hoog en dat zal voorlopig nog zo blijven. Zelfs nu we een economisch moeilijke tijd ingaan. Dat is een groot verschil met de vorige crisis, die zich al heel snel ontpopte tot een diepe, meer financiële crisis op de woningmarkt. Toen was het van belang om anticyclisch te bouwen. Nu gaat het om het vlottrekken van de markt en voldoen aan de enorme vraag.’