Uit onderzoek door brancheorganisatie Stichting Warmtenetwerk en de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE) blijkt een somber toekomstbeeld over het effect van de coronacrisis op het halen van de klimaat- en energiedoelstellingen uit het Klimaatakkoord, gebaseerd op de klimaatafspraken uit Parijs uit 2015. Hierin is vastgesteld dat Nederland in 2030 de helft minder broeikasgassen uit moet stoten ten opzichte van 1990.
Anno mei 2020 vaart de warmtesector nog redelijk door coronagerichte overheidsinstrumenten, maar de verwachting is dat het investeringsklimaat voor warmtenetten zal verslechteren. Verder kunnen hoge energieprijzen en vertraging van zowel grote als kleine projecten de uitrol van warmtenetten en dus de haalbaarheid van de klimaatdoelstellingen in de weg staan, aldus de stichting. Het onderzoek werd uitgevoerd onder de leden van Stichting Warmtenetwerk. Daarin zijn onder meer aannemers, exploitanten, fabrikanten, ingenieursbureaus, onderzoeksinstituten, overheden en woningcorporaties vertegenwoordigd.
Om de tendens tegen te gaan, roept de sector op tot maatregelen vanuit het Rijk. Erik Stronk, voorzitter bij Stichting Warmtenetwerk: ‘Het is van belang dat de overheid nu passende maatregelen treft om het investeringsklimaat in de warmtesector te verbeteren, plannen voor verduurzaming door laat gaan en vergunningsprocedures weer oppakt. We zien vooral maatregelen die toegang tot startinvesteringen stimuleren als katalysator voor duurzame warmteprojecten. Zo kunnen we de geplande uitbreidingen van het aantal nieuwe warmteaansluitingen tijdig en verantwoord samen realiseren. Dit is van belang tijdens én na de crisis.’
Warmte in de RES’en
Warmtenetten maken een belangrijk onderdeel uit van de Regionale Energiestrategieën. Vanuit dit Nationale Programma werken 30 regio’s aan de uitwerking van het Klimaatakkoord. Op dit moment zijn de concept-RES’en bijna afgerond. Definitieve uitwerking volgt de komende jaren gefaseerd. Doel is om per 2030 verspreid over de regio’s 35 terawattuur aan hernieuwbare energie op te wekken. Dat wordt deels gedaan met bronnen als zon en wind, maar ook met warmte uit bijvoorbeeld industrie. Zou een verandering van beleid ten opzichte van warmtenetten om het investeringsklimaat te sterken dus niet botsen met de langetermijnplanning voor de RES’en?
De rol die warmtenetten in een regio krijgen, wordt op dit moment uitgewerkt in het RES-onderdeel Regionale Structuur Warmte (RSW). ‘Hierin onderzoeken de regio’s welke warmtebronnen er aanwezig zijn, hoe deze warmte verdeeld kan worden over de gemeenten in een regio en welke infrastructuur daarvoor nodig is,’ legt Jade Oudejans, adviseur bij Over Morgen, uit. ‘Denk hierbij bijvoorbeeld aan de Rotterdamse haven, die in Zuid-Holland een grote rol speelt bij de opwekking van warmte.’ De RSW levert belangrijke inbreng voor de gemeentelijke warmtevisies, die in 2021 klaar moeten zijn. In 2023 worden de afspraken over de verdeling van warmtebronnen in de RES 2.0 geconcretiseerd.
Dat betekent echter niet dat de regio’s en gemeenten tot die tijd hoeven te wachten met het ontwikkelen van warmtenetten. ‘Als er nu al geschikte warmtebronnen bekend zijn, kan een regio al eerder werken aan technische en financiële uitwerking,’ zegt Oudejans. . Bovendien wordt ook nu al buiten de RES’en aan warmtenetten gewerkt, bijvoorbeeld op gemeenteniveau. Volgens Oudejans hoeft nieuw korteermijnbeleid voor een aantrekkelijkere businesscase voor warmtenetten dus zeker niet te botsen met de RES’en. Ook Stronk wijst hier op: 'De bedrijven actief in de warmtesector zijn ook nu, onafhankelijk van de RES-sen, op tientallen plekken met projecten bezig. Door de Corona-crisis lopen onder andere bouwprojecten vertraging op en daarmee blijft het aantal woningen en bedrijven die op warmtenetten worden aangesloten achter.'
Wel benadrukt adviseur Oudejans dat het investeringsklimaat rondom de netten ook buiten de coronacrisis niet al te gunstig is. ‘Het realiseren van een warmtenet is hoe dan ook erg kostbaar. Het is erg lastig om zonder subsidie een haalbare businesscase op te stellen.’
Andere energiesectoren hebben het ook zwaar
Het onderzoek naar de warmtebranche is onderdeel van een overkoepelend onderzoek naar de staat van de duurzame energiesector, uitgevoerd door de NVDE. Hieruit komt een wisselend beeld naar voren. In de windsector ontstaan vertragingen doordat benodigd personeel en bouwmateriaal veelal uit het buitenland komen, wat door de coronacrisis wordt bemoeilijkt. Verder ervaart deze sector problemen met de financiering van projecten, doordat banken te druk zouden zijn om financieringsaanvragen tijdig te behandelen.
Ook de zonsector is in grote mate afhankelijk van leveringen uit het buitenland, maar geeft aan dat op dit gebied goed geanticipeerd is en de voorraden vooralsnog toereikend zijn. Hierdoor treden in deze sector minder vertragingen op. Wel zegt een klein deel van de zonsector aan een sterke terugloop in activiteiten te zien.
De geothermiesector ervaart een stagnering in activiteiten door het wegvallen van de vraag en het stilleggen van lopende en startende projecten, wat voor een omzetdaling zorgt.