Arnhem kent van oudsher een clustering van bedrijven en instellingen die zich bezighouden met energietransitie en energie-infrastructuur. Netbeheerders TenneT en Alliander zijn in Arnhem gevestigd, maar ook DNVGL, de Kema-laboratoria en bedrijven die laadpalen produceren of zich bezighouden met energieopslag. Ook de keten van waterstofbedrijven is in Arnhem goed vertegenwoordigd. Het energiecluster bestaat uit een brede en elkaar aanvullende groep bedrijven en instellingen. Daaronder is ook het onderwijs: in de regio Arnhem zijn er de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN), Artez en Hogeschool Van Hall Larenstein. Allemaal onderwijsinstellingen die veel aandacht besteden aan maatschappelijke opgaven als de energietransitie. Niet alleen de kennis is in de regio vertegenwoordigd, ook de maakindustrie.
Het profiel ‘Energy’ past Arnhem als gegoten. Maar is het ook voldoende onderscheidend? Het is een breed thema dat overal speelt. Specialisatie is daarom belangrijk, stelt Van Dellen. Ook omdat er duidelijke schaalvoordelen voortkomen uit een lokale bundeling van expertise. ‘In het afgelopen jaar hebben we binnen het energiecluster nieuwe consortia gesloten en is de keuze gemaakt om projecten te gaan stimuleren rond drie innovatiegebieden waarmee de regio zich onderscheidt: waterstof- en brandstofceltechnologie, batterij- en laadinfrastructuur en ICT- of smartgrids. Een daarvan is het verkennen van het realiseren van een innovatielab, waarin we al ver gevorderd zijn. Deze projecten dragen bij aan oplossingen in de energietransitie én aan versterking van de economie.’
Hoe versterkt deze clustering het vestigingsklimaat?
‘Uiteindelijk moet de clustering van bedrijven en opleidingen in Arnhem een magneetfunctie gaan vervullen voor innovaties en nieuwe bedrijvigheid op energiegebied. Het levert innovatiekracht op, nieuwe banen en een slag naar een circulaire en duurzame economie. Het aantrekken en behouden van talent is een belangrijk element. In de regio hebben we 60.000 studenten op mbo en hbo. Zestig procent daarvan vertrekt na het afstuderen uit de regio. En dat terwijl er al een tekort is aan technisch personeel. Ons doel is om zoveel mogelijk van die zestig procent te laten doorstromen naar bedrijven in de regio door ze al tijdens hun opleiding in contact te laten komen met bedrijven uit Arnhem en de regio.’
De volgende stap is om te onderzoeken of ook universiteiten verbonden kunnen worden aan het Arnhemse energiecluster. ‘Ik verwacht dat het nog dit jaar lukt om dat wetenschappelijke perspectief toe te voegen aan de expertise die er al is’, zegt Van Dellen. Hoewel hij nog niet kan vertellen om welke universiteit het gaat, zou er al wel concrete interesse zijn om een dependance te openen in Arnhem. ‘Dat zou een enorme impuls zijn voor de kennisstad Arnhem.’
‘Een ander doel is het behouden en hier laten doorgroeien van de bedrijven zelf’, vertelt de wethouder. ‘Wat we zien gebeuren is dat innovaties worden weggekocht. Vooroplopende startups en bedrijven worden benaderd, bijvoorbeeld vanuit China. Maar bedrijven die geclusterd zijn rondom een thema kunnen samen sneller en efficiënter innoveren. Bedrijven in het Arnhemse energiecluster kunnen dus vestigingsvoordeel halen via een op hen gerichte innovatie-infrastructuur, maar dat moet je wel organiseren.’
Wat is de rol van de overheid?
‘Als gemeente kunnen wij, net als de provincie Gelderland, vanuit de directe contacten met ondernemers en kennisinstellingen signaleren waar tekortkomingen ontstaan en kansen liggen. Dat kan zijn op het gebied van zowel de hardware, de ruimtelijke en tastbare elementen van het vestigingsklimaat, als de software, de organisatorische kant van het verhaal en de programmering. We helpen vervolgens ook mee om kansen te benutten en op gang te helpen. De gemeente vervult daarnaast de rol van matchmaker, om bedrijven en instellingen aan elkaar te koppelen en onderlinge samenwerking te stimuleren. De derde en niet onbelangrijke rol voor de gemeente is ondersteuning bij vergunningstrajecten en het zoeken naar ruimte voor bedrijvigheid. In die zin is de gemeente aanjager en spin in het web.’
Waar ligt de grootste uitdaging voor Hotspot Energy?
‘De eerste uitdaging is de businesscase voor bedrijven en innovaties. Zelfs voor de beste innovaties geldt dat er wel een verdienmodel moet zijn. Om een innovatie van idee naar een marktklaar product te brengen, is veel tijd nodig én samenwerking. We zien dat er bij elke innovatie de eerste jaren geld bij moet. De grote vraag is: vinden de bedrijven dat geld en de benodigde samenwerkingspartners ? Vanuit de gemeente kunnen we ondernemers de weg wijzen naar kennis en middelen die zij kunnen aanboren. Zo hebben we een programma Generation E gestart en zijn er innovatiefondsen en ondersteuning beschikbaar vanuit bijvoorbeeld The Economic Board, OostNL en de provincie Gelderland.’
‘De tweede uitdaging is het tijdpad. De maatschappelijke opgave is misschien wel urgenter dan ooit. De energietransitie moet sneller. Innovaties in Arnhem en omgeving kunnen een versneller zijn voor Nederland. We zullen deze transitie stap voor stap doen, maar snelheid is geboden.’
Wat betekent dat voor bedrijventerreinen?
‘Bedrijventerreinen krijgen steeds meer het profiel energie. Soms melden zich bedrijven die zich willen vestigen en een stuk grond een logistieke functie willen geven. Dan zeggen wij als gemeente dat we liever inzetten op een energiegerelateerd bedrijf. Overigens is dat niet iets dat je als gemeente zomaar afdwingt. We staat niet alleen en doen het samen met ondernemers en de partijen die een bedrijventerrein runnen. De bedrijventerreinen moeten zelf een visie ontwikkelen hoe ze invulling kunnen geven aan het idee van Hotspot Energy. Neem het Industriepark Kleefse Waard (IPKW). Daar zit een visionaire eigenaar die een infrastructuur heeft neergelegd. Bedrijven die zich daar vestigen moeten een bijdrage willen leveren aan de energietransitie. Daar legt het IPKW aan de voorkant voorwaarden voor vast. Tegelijkertijd vindt er keteninnovatie plaats. De producten of reststromen van het ene bedrijf worden weer toegepast in het andere. Dat is een best practise waar andere bedrijventerreinen veel van kunnen leren.’