Ruim een kwart van de huishoudens in Nederland bestaat uit mensen van 65 jaar en ouder. Dat aantal groeit de komende decennia fors. Bij 41 procent (820.000 huishoudens) is het huis niet geschikt om er tot op hoge(re) leeftijd te blijven wonen. Maar de kans dat ouderen er daardoor preventief voor kiezen te verhuizen is klein, stelt de Rabobank. Bijna drie kwart van de 65-plussers waarvan de woning niet geschikt is om oud te worden, wil namelijk niet verhuizen.
Voorkeur eigen omgeving
Van de ouderen die wel bereid zijn te verhuizen, wil een groot deel in de eigen buurt of gemeente blijven. Lukt het niet een geschikt huis in deze omgeving te vinden, dan zegt een groot deel (ruim 40 procent) helemaal niet te willen verhuizen. Dit aandeel wordt groter met het stijgen van de leeftijd. Er ontstaat zo een gat tussen het aandeel mensen dat zegt te willen verhuizen, en het aantal mensen dat daadwerkelijk verhuist. In 2018 gaven 453.000 ouderenhuishoudens aan binnen twee jaar te willen verhuizen. 116.000 huishoudens verhuisden in de twee jaar ervoor. In 2018 gaf een op de vijf 65-plussers die wel wilden verhuizen maar dit niet hadden gedaan, het gemis van een geschikte nieuwe woning als reden.
Potentiële vraag
Meer dan de helft van de huishoudens die willen verhuizen, wil naar een voor ouderen geschikte woning. De Rabobank rekent door, dat dit een potentiële vraag van bijna een kwart miljoen woningen betekent. Bij het bouwen van woningen moet aandacht besteed worden aan woningen die als tussenstap fungeren tussen een huis en het verpleeghuis. Bij de oudere woningbezitters die niet willen verhuizen, is het volgens de Rabobank wenselijk op een positieve manier te stimuleren het huis aan te passen. 1,2 miljoen woningen kunnen met relatief weinig kosten zo aangepast worden dat ouderen er kunnen blijven wonen.
Overigens lijkt de vraag naar seniorenwoning aan te trekken. Een verklaring kan volgens de bank liggen in vernieuwde woonconcepten, die minder worden geassocieerd met traditionele woonconcepten voor senioren.