Drukke straten, pleinen of parken; plekken waar grote groepen mensen door elkaar buitelen. Sommigen slenteren en zijn in gesprek, anderen hebben haast en stappen snel door. Tot voor kort een heel normaal straatbeeld, dat door de coronacrisis opeens niet meer zo vanzelfsprekend is.
‘De openbare ruimte vervult in het stedelijke leven twee functies,’ legt Bas Spierings, assistent professor sociale geografie aan de Universiteit Utrecht uit. ‘Het is een verbindingsruimte die je van A naar B brengt en een verblijfsruimte waar je vrije tijd doorbrengt en met andere mensen samenkomt. In de huidige “anderhalvemetersamenleving” treedt de verbindingsfunctie op de voorgrond, met de nadruk op vermijding van anderen.’ Irina van Aalst, ook assistent professor sociale geografie aan de UU, vult aan: ‘Mensen zien de openbare ruimte niet meer als verblijfsplek. Er is natuurlijk ook veel controle, de openbare ruimte staat vol met borden die wijzen op de noodzaak om afstand te houden. Normaal is de openbare ruimte een ontmoetingsplek, maar dat is nu verboden.’
De openbare ruimte vervult de nu deels wegvallende verblijfsfunctie al duizenden jaren. Denk maar aan de agora’s in de Griekse stadsstaten of het forum in het oude Rome, waar stedelingen samenklonterden om politiek te bedrijven, te handelen of filosoferen. Er is wel één belangrijk verschil met ‘vroeger’: waar deelname aan het sociale leven in de Griekse agora was voorbehouden aan vrije mannen, wordt de openbare ruimte nu gezien als plek waar iederéén samen kan komen.
Die samenkomstfunctie kan de openbare ruimte beter vervullen dan bijvoorbeeld een café of een winkelcentrum, omdat gebruik van de openbare ruimte volledig vrij is. Je hoeft geen geld uit te geven om over een plein te struinen of om op een bankje in het park te zitten.
Vereenzaming
In de openbare ruimte kom je in aanraking met ‘de ander’. Denk bijvoorbeeld aan gemarginaliseerde groepen als daklozen en etnische minderheden. Daarbij hoeft overigens geen sprake te zijn van uitgebreid en diepgaand contact. Ook een vluchtige interactie, een kruisende blik, een klein knikje, maakt al een groot verschil. ‘Kleine ontmoetingen zijn ook erg belangrijk,’ zegt Jos Gadet, hoofdplanoloog bij de Gemeente Amsterdam. ‘Ze geven je het gevoel erbij te horen.’ Spierings: ‘Vluchtig contact is van belang voor een gevoel van saamhorigheid en je thuis voelen in openbare ruimte. Het kan ook een voedingsbodem zijn voor diepgaandere interactie.'
Door de coronacrisis is dergelijk contact beperkter geworden. Dat kan negatieve gevolgen hebben. ‘Door de afstand die we moeten houden, zijn mensen ruimtelijk meer op zichzelf aangewezen,’ zegt Gadet. ‘Dat werkt sociaal isolement in de hand, het gevaar van vereenzaming ligt op de loer.’ Volgens de planoloog geldt dit in principe voor alle mensen, maar sommige groepen lopen meer risico dan andere. Gadet: ‘Hoogopgeleiden hebben veelal een rijker sociaal netwerk waar ze op terug kunnen vallen. Al economisch of relationeel geïsoleerde mensen worden nog kwetsbaarder.’
Rem op maatschappelijke participatie
Vooral de notie van ‘de ander’ ontmoeten onderscheidt de openbare ruimte van ontmoetingen in bijvoorbeeld het café of in huis. Je zult niet zo snel een tafeltje delen met iemand die mijlenver van jou af staat, laat staan dat je diegene thuis uitnodigt. In de openbare ruimte ontkom je niet aan elkaar.
Daarmee kan het minder in de openbare ruimte in contact komen met gemarginaliseerde en al kwetsbare groepen ook langdurige negatieve gevolgen hebben. Uit de geografische literatuur komt het beeld naar voren dat goed functionerende openbare ruimte fundamenteel is voor de democratische rechtstaat. Door het contact met anderen, of dat nou intensief of vluchtig is, krijg je meer begrip voor hen. Onbekend maakt immers onbemind.
Dit proces werkt door in de maatschappelijke participatie van kwetsbare groepen. Gadet: ‘Informele ontmoetingen leiden uiteindelijk naar formelere participatie. Als je in een stad komt waar je je gemakkelijk door de openbare ruimte beweegt, voel je je sneller thuis. Dat leidt vervolgens tot formelere contacten en formalisering.’
Nieuwe vormen van samenkomst
Bij gebrek aan de mogelijkheid tot fysieke interactie, zijn we nu massaal aan het Zoomen, Skypen of Microsoft-Teamen geslagen, maar is twijfelachtig of deze onlinecommunicatie de sociale functie van openbare ruimte goed kan vervangen. Van Aalst: ‘Digitale communicatie leent zich goed voor zakelijk, maar niet goed voor informeel contact. Op een scherm kan je elkaar niet goed in de ogen kijken, terwijl dat wel erg belangrijk is bij communicatie.’ ‘Een groot deel van de expressie gaat verloren. Digitale communicatie maakt de openbare ruimte dus niet minder belangrijk, maar benadrukt juist de noodzaak van onze pleinen, straten en parken,’ vult Gadet aan.
Wel zien Van Aalst en Spierings nieuwe creatieve manieren van samenkomst ontstaan. De sociale functie van de openbare ruimte valt niet volledig weg. Van Aalst: ‘De openbare ruimte wordt bijvoorbeeld nog steeds als sportschool gebruikt. Dat zorgt ook voor wederzijdse erkenning en een gevoel van saamhorigheid.’ Spierings wijst op straatbijeenkomsten waarbij mensen in hun eigen voortuin blijven en balkonfeesten waarbij gedanst wordt op muziek die vanuit een van de appartementen komt. ‘Zo faciliteer je op een creatieve manier alsnog samenkomst in de openbare ruimte en wordt de verblijfsfunctie op een andere manier ingevuld, zij het op enige afstand.’