Friso de Zeeuw schrijft onder de titel Het zit anders! een maandelijkse column in ROm, vakmagazine over de fysieke leefomgeving. Deze column staat in ROm 4, april 2020. ROm is gratis voor ambtenaren in dat domein. Word nu abonnee.

Op 5 maart kwam de professionele wereld bijeen voor de Nationale Dialoog Bouwcultuur en om het ‘Pact van Soesterberg’ af te sluiten. De initiatiefnemers gaan voor anker bij de Verklaring van Davos die de Europese ministers van Cultuur in januari 2018 hebben afgesloten. Bijna niemand heeft ooit van die verklaring gehoord. Tussen het skiën door maakten ministers zich zorgen over ‘de trend naar kwaliteitsverlies in zowel de gebouwde omgeving als het open landschap in heel Europa’, wat onder meer zou blijken uit karakterloze bouwwerken, het ontbreken van ontwerpwaarden, zoals onvoldoende oog voor duurzaamheid, de achteruitgang van historische structuren, verlies van regionale tradities en identiteit.

Om die tendens te keren verheffen de ministers een ‘kwalitatief hoogstaande Baukultur’ tot belangrijkste beleidsdoelstelling. Het Duitse begrip Baukultur omvat blijkens de verklaring ‘elke menselijke activiteit die de gebouwde omgeving verandert’. Het ondemocratische karakter van dit soort internationale ministersverklaringen laat ik nu buiten beschouwing. Het gaat mij erom dat een alomvattende problematiek tegemoet wordt getreden met een alomvattend, holistisch begrip: Baukultur. Hier kan je dus werkelijk alle kanten mee op.

 ‘De vervuiling van het begrip omgevingskwaliteit blijft doorgaan’

Flip ten Cate, directeur van de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit, schreef als voorzet voor de Nederlandse implementatie van de Verklaring van Davos wat er allemaal misgaat bij de ruimtelijke inrichting in ons land. We gaan met de voetjes van de vloer als hij schrijft: ‘Bouwcultuur overstijgt onze begrippen ruimtelijke kwaliteit en omgevingskwaliteit. Hoe we de komende jaren bouwcultuur gaan realiseren is nog een open vraag.’ Op die vraag weet Ten Cate dan ook geen antwoord, behalve de stelling: ‘Kwaliteit is dus geen product, maar een proces.’ Dit korte zinnetje legt de onzinnigheid van de hele oefening over ‘bouwcultuur’ genadeloos bloot. Want het gaat natuurlijk wél om het ‘product’: de feitelijke veranderingen in de gebouwde omgeving!

Het is onbegrijpelijk dat de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit afstand neemt van het bruikbare en redelijk uitgekristalliseerde begrip omgevingskwaliteit. Samengevat bestaat omgevingskwaliteit uit:

  • milieu-, gezondheids- en veiligheidskwaliteit, met waarden die vaak vertaald zijn in kwantitatieve, wettelijk vastgelegde normen;
  • ruimtelijke kwaliteit: gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde;
  • andere ‘erkende’ maatschappelijke waarden, zoals sociale samenhang en economische vitaliteit.

Dit valt voor de betrokken mensen in het veld nog te begrijpen. Bij grote en kleine ruimtelijke ingrepen kan je het concretiseren en operationeel maken.

Eerder heb ik de voortdurende vervuiling van het begrip omgevingskwaliteit aan de kaak gesteld. De Federatie Ruimtelijke Kwaliteit, ontwerpers, cultuurhistorici en beleidsambtenaren maken zich schuldig aan de vervuiling, met ‘bouwcultuur’ als dieptepunt. Per saldo verliezen zij aan invloed, omdat een steeds kleiner kringetje de moeite neemt om te participeren in het vage geneuzel.