Door Jade Oudejans, consultant bij Over Morgen. Oudejans schrijft maandelijks een column in ROm over de uitdagingen van de energietransitie voor het beleid in de fysieke leefomgeving. Deze stond in ROm 11, november 2019. ROm is gratis voor ambtenaren in het domein van de fysieke leefomgeving. Word nu abonnee.
Hoe komt dit? De ‘onrendabele top’ – het gedeelte van de investering dat niet terugverdiend wordt – valt per woning vaak duizenden euro’s hoger uit dan verwacht. De infrastructurele kosten voor een warmtenet zijn duurder. Na woningschouwen blijkt dat radiatoren vervangen moeten worden of isolerende maatregelen verdienen zich niet op korte termijn terug. Extra financiële gaten moeten worden gedicht.
In het klimaatakkoord staat dat bewoners ‘woonlastenneutraal’ moeten kunnen overstappen naar aardgasvrij. Maar wat betekent dat? Gaat het om gelijkblijvende maandlasten of tellen flinke voorinvesteringen in isolatie, warmtepomp of aansluitkosten voor een warmtenet ook mee? Vergelijken we met de energierekening van nu, of die in de toekomst, wanneer energielasten naar alle waarschijnlijkheid omhooggaan?
Het onderscheid tussen huurders en particuliere gebouweigenaren is belangrijk. Bij huurwoningen geldt het zogenaamde split incentive: de gebouweigenaar en verhuurder investeert, de huurder krijgt het voordeel van meer comfort en vaak een lagere energierekening. Hoeveel de verhuurder doorberekent aan de huurder verschilt. Voor sociale huur gelden strenge regels om de betaalbaarheid voor de bewoner te kunnen garanderen. Woonlastenneutraliteit in de zin van gelijkblijvende of dalende maandlasten is voor huurders van woningcorporaties haalbaar. De corporatie moet dan wel de nodige investeringscapaciteit hebben! Ook voor particuliere huur gelden regels, hoewel minder streng. Voor particuliere woningeigenaren, die in de meeste aardgasvrije proeftuinen een rol spelen, is het een ander verhaal. Voor deze groep blijkt woonlastenneutraliteit op dit moment een onhaalbare belofte. Want niet elke woningeigenaar heeft duizenden euro’s op de bank staan om het gat te dichten, of is bereid het uit te geven.
Voor particuliere woningeigenaren blijkt woonlastenneutraliteit op dit moment een onhaalbare belofte
Het ministerie van BZK ziet dit probleem. In een Kamerbrief kondigt het kabinet een palet aan financieringsinstrumenten aan. Zo is een Warmtefonds opgericht, waarmee particulieren nu al goedkope leningen kunnen aangaan met een lange looptijd van twintig jaar, en dertig jaar voor vve’s. Door energiebesparing mee te nemen in de financieringsruimte kunnen mensen binnenkort makkelijker lenen dan voorheen. Het wordt aantrekkelijker om maatregelen via de hypotheek te financieren. En vanaf de zomer worden via het Warmtefonds ook maatwerkleningen aangeboden voor mensen die niet in aanmerking komen voor reguliere leningen. Op die manier moet iedereen mee kunnen doen.
Financieren maakt echter het financiële gat niet kleiner. Sterker nog, geld lenen kost geld. En alle oplossingen hierboven genoemd, zijn leningen. ‘U kunt nu heel goedkoop tienduizend euro lenen om uw huis aardgasvrij te maken!’ Zou jij meedoen?
We moeten eerlijk zijn: op dit moment is de overstap naar aardgasvrij voor woningeigenaren niet woonlastenneutraal. Tenzij een flink subsidiebedrag beschikbaar is. De deadline voor subsidieaanvragen voor de volgende ronde aardgasvrije proeftuinen van BZK sluit 1 april. Gemeenten en partners moeten dit keer het rekenwerk beter op orde hebben, de lessen geleerd in de proeftuinen van vorig jaar zijn immers bekend. Rekening houden met onverwachte kosten is essentieel. Wat ik gemeenten die een aanvraag indienen vooral aanraad, is om nu al goed na te denken over de betekenis van een betaalbaar aanbod aan bewoners. En nog belangrijker, om niet op voorhand beloftes over woonlastenneutraliteit te doen die niet kunnen worden waargemaakt.