De Vrouwen Adviesraad is onderdeel van een bredere ontwikkeling: het denken over de stad vanuit doelgroepen. Ik doe een greep:

Women make the city
Child friendly city
Age friendly city
Gehandicapten adviesraden
De etnische stad

De Creative Class

Die laatste doelgroep is natuurlijk van Richard Florida, die in zijn beroemde boek (2002) betoogde dat steden zich voor toekomstig economisch succes moeten richten op de behoeften van een opkomende progressieve, creatieve klasse. Veel andere doelgroepen komen meer voort uit een (vermeende) achterstandspositie. Hun agenda’s zijn dan ook tevens een morele stellingname: wij zijn er ook, een fatsoenlijke stad moet ook eens rekening met ons houden.

Eventjes kwamen nog herinneringen bij me op aan een andere doelgroep: Antillianen. Jaren geleden, in mijn toenmalige werkgemeente Den Helder, werd een proefballonnetje opgelaten voor ‘De Oase’: een idee om een deel van de Antillianenwijk op de leest van de Antillen zelf te schoeien. We zouden dan de vele rondhangende Antillianen niet langer proberen te bewegen tot geordend Nederlands gedrag, maar in plaats daarvan de buurt zo inrichten dat ‘Antilliaans’ gedrag beter zou gedijen. Dit idee stuitte op zoveel weerstand bij bewoners en lokale media, dat dat ballonnetje weer snel werd neergehaald.

Universeel

Inmiddels ligt ook de creative class van Florida onder vuur: zij zou tweedeling veroorzaken, in plaats van steden beter maken voor iedereen. Inmiddels heeft Florida dit in een nieuw boek zelf toegegeven. En toch… toen ik de vrouwen in hun adviesraad over Amsterdam hoorde adviseren, hoorde ik Florida in hun woorden resoneren. Om de creative class aan te trekken, adviseerde Florida fijnmazige stedelijkheid voor face-to-facecontacten, functiemenging en een goedontwikkeld, divers cultureel leven. Maar kwamen de adviezen van de vrouwen niet op hetzelfde neer? Ook zij noemden menging, levendigheid, voorzieningen om de hoek. Een schone openbare ruimte, geen donkere hoekjes, openbaar vervoer, ogen op straat, winkeliers die de buurt kennen. Florida noemde het ook, of zou er in elk geval geen bezwaar tegen hebben.

Wie goed naar doelgroepen luistert, hoort vooral universele eisen

Doelgroepbenaderingen veronderstellen dat ‘hun’ stad aan andere eisen moet voldoen dan de stad van de rest. Maar schijntegenstellingen en polarisaties liggen dan natuurlijk op de loer. Wie goed naar doelgroepen luistert, hoort vooral universele eisen. Hooguit kun je zeggen dat gezonde, welvarende jonge mannen zich gemakkelijker bewegen in moeilijker omgevingen, maar ook zij hebben baat bij veiligheid op straat en voorzieningen om de hoek. Of ze hebben er in elk geval geen last van. Kortom: wat let ons om zogenaamde doelgroepverlangens te veralgemeniseren?

Jane Jacobs

Voor wie zich afvraagt hoe die algemene eisen aan de stad dan precies moeten luiden, heb ik een simpel antwoord: Jane Jacobs. Want dat was natuurlijk de andere naam die door mijn hoofd ging, daar bij de Vrouwen Adviesraad. Veel van hun uitspraken leken wel letterlijke citaten uit The Death and Life of Great American Cities, Jacobs’ beroemde boek uit 1961. Ze beschreef daarin precies de stad die zovelen voor ogen hebben en die alle doelgroepen verenigt. Misschien wel omdat Jacobs vrouw was, werkte én kinderen had. En vooral omdat ze zonder ideologie schreef over elementaire menselijke behoeften, door gewoon te kijken naar de praktijk. Niet voor niets verklaren zoveel gezichtsbepalende anderen zich schatplichtig aan Jane Jacobs, onder wie Richard Florida. Een criticus schreef eens: “It’s hard te disagree with mrs. Jacobs.” De gedachte dat ‘zachte’ belangen zoals beloopbaarheid haaks staan op economische belangen, is daarbij al lang achterhaald. Amsterdam is het levende voorbeeld van Jane Jacobs-achtige steden die het economisch des te beter doen.

Alles stroomt

Laten we bij dit alles niet vergeten dat veel doelgroepdenken voorbij gaat aan de tijd. Veel identiteiten zijn niet onlosmakelijk en levenslang verbonden aan een persoon. We zijn allemaal kind geweest, we hopen allemaal oud te worden, sommigen van ons raken gehandicapt, velen zijn of worden alleenstaand, sommigen worden (openlijk) homo, weer anderen bekeren zich tot een ander geloof of nemen zelfs een ander geslacht aan. De jongeman van 28 heeft over vijf jaar misschien kinderen, en dan heeft ook hij opeens behoefte aan een veilige speelstraat. Ik zag het letterlijk in mijn eigen buurt: snelle tweeverdieners die met bijbehorende snelheid door onze straat reden, tot ze zelf kinderen kregen. En weer later vinden ze het wel zo prettig als hun ouder wordende moeder zelfstandig uit de voeten kan in haar eigen buurt. Kortom: kijkend naar het verstrijken van de tijd bestaan veel doelgroepen niet. Alles stroomt, om met Heraclitus te spreken.

Laten we doelgroepadviezen daarom zodanig ter harte nemen, dat ze vanzelf overbodig worden

Maar zo gemakkelijk leggen velen zich niet bij Heraclitus neer. Sinds de zuilen onze identiteit niet meer vormen, zoeken we naar andere identiteiten. Velen, en zeker degenen die lager op de maatschappelijke ladder staan, of zich daar voelen, willen hun agenda en erkenning. Maar we zouden er geen doelgroepperspectief voor nodig moeten hebben om te bepalen dat zoiets als ogen op straat belangrijk zijn. Laten we doelgroepadviezen daarom zodanig ter harte nemen, dat ze vanzelf overbodig worden. Hun eisen worden het nieuwe normaal, waarmee we ons allemaal verbonden voelen. De coronacrisis lijkt, hoe ernstig ook, op dit punt te helpen. Ouderen lopen weliswaar meer risico, maar we beseffen nu vooral dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten. Laten we dat gevoel vasthouden, als we straks allemaal de straten van onze steden weer opstromen.