De NEPROM typeert de nieuwe Woonagenda als ‘een hindernisbaan’ voor gemeenten en marktpartijen. ‘Hoe kan het dat politiek Den Haag over woningnood spreekt, terwijl op hetzelfde moment de Provincie Noord-Holland woningbouwplannen van gemeenten zomaar van tafel veegt? Het terugdringen van het woningtekort zou op provinciaal niveau topprioriteit moeten zijn. Echter, het ondoordacht stapelen en voorschrijven van ambities remt de woningproductie enorm.’
We willen gemeenten helpen
Van een hindernisbaan is geen sprake, reageert woordvoerder Diny Pestman van Noord-Holland. ‘We zien en erkennen dat er een enorme woningbouwopgave ligt. Eén van de speerpunten van de Woonagenda is daarom juist het versnellen van de woningbouw. We willen gemeenten helpen om in de grote vraag naar woningen te kunnen voorzien. Met de Woonagenda willen we juist zorgen voor meer woningbouw en veel woningbouwplannen mogelijk maken. Dat kan ook op veel plekken in de provincie. Echter, gebieden met een bijzondere landschappelijke waarde blijven we wel beschermen.’
Slechts bij vijf plannen een zienswijze ingediend
De provincie Noord-Holland zegt in de periode 2015 tot en met 2019 bij slechts vijf plannen (voor in totaal 151 woningen) op basis van de provinciale ruimtelijke verordening een zienswijze op het bestemmingsplan te hebben ingediend. ‘Dit is 0,3 procent van de totale nieuwbouwproductie van 53.400 woningen over de afgelopen vijf jaar.’ De redenen? ‘Ligging in weidevogelleefgebied, bollenconcentratiegebied, bufferzone, gebrek aan nut en noodzaak en gebrek aan ruimtelijke kwaliteit.’
Jaarlijks 75.000 nieuwe woningen
NEPROM vindt dat er buitenstedelijke locaties moeten worden aangewezen. ‘Met eerst binnenstedelijk en bij OV-knooppunten bouwen en daarna nog voorzichtig bij de randen van gemeenten kom je er niet.’ In de Nationale Woonagenda is namelijk afgesproken om in de periode van 2018-2021 jaarlijks 75.000 nieuwe woningen te realiseren. Dat is in 2018 en 2019 gehaald, maar de grote vraag is of dat in 2020 en 2021 lukt. Minister Van Veldhoven van Milieu en Wonen zei eerder al: ‘In 2021 voorzie ik een dip als gevolg van de terugval in vergunningverlening in 2019.’
Gebiedsontwikkelaar BPD herkent het probleem. Woordvoerder Anouschka van Leeuwen: ‘Dit is niet alleen iets voor Noord-Holland, maar speelt in het hele land.’ Ze wijst op uitspraken van haar CEO Walter de Boer tijdens de presentatie van de jaarcijfers van BPD: ‘Er worden te weinig locaties beschikbaar gesteld voor woningbouw. En als er dan uiteindelijk locaties in beeld zijn, worden ze bedolven onder een opeenstapeling van ambities, met alle consequenties van vertraging of uitstel van dien. De strijd om de ruimte is hevig: landbouw, wonen, klimaat, energietransitie en natuur beconcurreren elkaar. De politiek dient hier fundamentele ruimtelijke keuzes te maken.’
Decentraal komen we er niet uit
Pestman van Noord-Holland vindt dat je de opgaven niet los van elkaar kunt zien. ‘Naast het versnellen van de woningbouw hebben we ook oog voor andere opgaven, zoals mobiliteit, landschap, klimaatadaptatie, energie en duurzaamheid. We zien het juist als de rol van de provincie om daar een goede, integrale afweging in te maken. We realiseren ons dat deze opgaven zich niet overal laten combineren. Bij een woningbouwproject moet je soms kiezen. Die ruimte geven we gemeenten.’
Nieuwe mensen aan het roer
BPD zegt ook de kritiek van de NEPROM op het Woonplan van Noord-Holland te begrijpen, maar geeft ook aan dat er sinds 2019 nieuwe mensen bij de provincie Noord-Holland aan het roer staan. ‘Met goede bedoelingen en de bereidheid om tot woningontwikkeling te komen.’ Ook volgens Van Leeuwen is het geen optie om het alleen bij binnensteden en knooppunten te houden. ‘Uit onderzoek van de Brink Groep blijkt dat je daarmee tot maximaal vijftig procent van de woningbouwopgave komen. Je zult tot nieuwe gebieden moeten komen.’
Die nieuwe gebieden zijn er. Neem het voormalige vliegkamp Valkenburg bij Katwijk waar de minister ingrijpt in een impasse om woningen te realiseren. Van Leeuwen noemt Rijnenburg bij Utrecht. ‘Het college daar houdt vast aan binnenstedelijk en werken aan het klimaat. Waardoor je alleen tot gestapelde, duurdere woningen komt. Dat terwijl er behoefte is aan grondgebonden rijtjeswoningen die je prima in Rijnenburg kunt realiseren.’
Binnenstedelijke bouwlocaties beschikbaar
Pestman stelt dat er in Noord-Holland ‘heel veel potentiële binnenstedelijke bouwlocaties beschikbaar zijn. Als we samen met de regio constateren dat dit op korte termijn te weinig woningen oplevert, dan is het zeker mogelijk om buitenstedelijk te bouwen. Maar nieuwe locaties buiten de stad vragen grote investeringen in infrastructuur. Zowel voor wegen, openbaar vervoer als energievoorziening. Die investeringen kosten veel geld en vooral ook veel tijd. Daar kunnen we gezien de urgente van de woningbouwopgave niet op wachten. Voor de kortere termijn kiezen we er daarom voor om de woningbouwproductie vooral te verhogen in gebieden die nu al goed bereikbaar zijn. Of waar we die bereikbaarheid met kleinere ingrepen snel op niveau kunnen brengen. Zo maken we optimaal gebruik van bestaande energie- en mobiliteitssysteem.’
Het aantal vergunningen dat een gemeente afgeeft, vormt een goede indicator voor de nieuwbouw. Uit cijfers van dagblad Het Parool blijkt dat er over twee jaar er in Amsterdam bijna geen woning meer bijkomt. In het vierde kwartaal van 2019 zijn slechts 77 vergunningen afgegeven voor nieuwe huizen, waarvan 16 voor een koophuis. Ter vergelijking: in het vierde kwartaal van 2018 zijn er 1.872 vergunningen verstrekt.
In heel 2019 zijn 1.995 vergunningen afgegeven, tegen 3.097 in 2018. Overigens valt de nieuwbouw in Amsterdam niet onmiddellijk stil. Tussen vergunning en daadwerkelijke bouw zit een paar jaar. Dus over een jaar of twee zal het pas zichtbaar zijn in de stad.