De onderzoeken over de positieve invloed van natuur op de gezondheid en het welzijn van mensen zijn inmiddels legio. Toch zijn tuinen nog volop versteend. Tuinen zijn al snel voor zo’n 40 tot 50 procent versteend en soms loopt dit op tot meer dan 70 procent. Dit zijn lang niet altijd wijken in het centrum van de stad.*
Gebrek aan kennis
Er kunnen meerdere redenen zijn dat mensen terughoudend zijn in het vergroenen van hun tuin, zegt Wout Veldstra. Veldstra is voorzitter van Stichting Steenbreek, een organisatie die vergroening in de buitenruimte en particuliere tuinen stimuleert, en ziet vanuit deze functie regelmatig waar particulieren en gemeenten tegenaan lopen. Allereerst is dat onzekerheid over het onderhoud, zegt hij. ‘Veel mensen aarzelen omdat ze geen tijd (denken te) hebben, of omdat ze over onvoldoende kennis beschikken. Dat een stenen tuin ook onderhoud vraagt vergeet men meestal, net zoals een groene tuin met minimaal onderhoud ook bestaat.’
'Veel mensen zijn positief over een groene tuin, maar hebben geen idee waar zij moeten beginnen'
Als het gaat om vergroening van de tuin, zijn er grofweg drie categorieën, zegt Robbert Snep, onderzoeker bij Wageningen University & Research op het gebied van groene steden. Mensen die helemaal niks met groen hebben, mensen die leven voor hun groene tuin en een hele grote groep daartussenin. ‘Bij deze laatste groep is, onder meer onder invloed van diverse tv-programma’s, een beweging ontstaan waarbij mensen hun tuinen zien als een verlengstuk van de woonkamer. Daar bovenop kom het idee dat zij geen tijd hebben of denken te hebben voor onderhoud.’
Vergroenen, maar hoe?
De verstening van tuinen is dan ook niet per definitie onwil, zegt Snep. ‘Enerzijds hebben mensen duizend-en-een andere dingen aan hun hoofd, anderzijds zijn we kennis verleerd. Veel mensen hebben een positieve houding ten opzichte van een groene tuin, maar hebben geen idee waar zij moeten beginnen. Wat moeten zij planten – en wanneer – en hoe moeten zij dit vervolgens onderhouden? Het gevolg is dat het blijft bij een intentie tot vergoenen.’
In deze middengroep liggen volgens Snep de meeste kansen. Idealiter moet zij ontzorgd worden middels praktische voorbeelden en met inrichting- en beheeradvies op weg geholpen worden. ‘Je kunt bijvoorbeeld denken aan een app of website waarin je als burger kunt aangeven wat je perceel is en wat de ligging ervan is. Vervolgens geeft dit systeem je een aantal mogelijke tuininvullingen, inclusief plantlijst en aanvullende informatie zoals plantinstructies. Daar kunnen dan weer lokale groenaanbieders bij betrokken worden.’ De kennis die volop aanwezig is, maar nu vooral in boeken en bij de professionals, kan zo worden overgedragen op de burger, denkt Snep. ‘De vraag aan wie die rol is toebedeeld, is een lastige. Er zit immers geen verdienmodel achter.’
Rol gemeenten
Aan de Telegraaf geeft een aantal lezers te kennen dat gemeenten een voorbeeldrol moeten innemen. Maar gemeenten staan zelf ook met de rug tegen de muur, zegt Veldstra. ‘Ze hebben er de afgelopen jaren op diverse thema’s taken van het Rijk bijgekregen op het gebied van zorg, onderwijs, asielzoekersbeleid en klimaat. Groen is dan een gemakkelijk slachtoffer. Bij velen ontbreekt het bovendien aan voldoende vakkennis; de groene sector vergrijst en veel wordt uitbesteed. Het besef dat groen een effectieve klimaatadaptatie oplevert is vaak niet aanwezig.’
Gemeenten sturen wel aan op vergroening van particuliere tuinen, maar ook voor hen is het een lastig vraagstuk, zegt Snep. Enerzijds hebben zij met veel verschillende burgers te maken. Op particulier terrein hebben ze bovendien een beperkt handelingskader. De prioriteit wordt dan al snel op het openbaar groen gelegd. Gemeenten zouden de vergroeningsopgave kunnen koppelen aan andere beleidsvraagstukken als klimaatadaptatie, biodiversiteit en gezondheid, zegt Snep. ‘Vanuit die velden kan dan gekeken worden hoe de tuinomgeving kan worden meegenomen. Ook kun je op wijkniveau denken aan vrijwillige tuinambassadeurs die anderen informeren en enthousiasmeren.’
Voorlichting
Voor ‘groenprofessionals’ is kennis over aanplant en onderhoud immers vanzelfsprekend, zegt Snep, maar voor het gros van de bevolking geldt dit niet. ‘Bij een enquête of steekproef zullen de resultaten in grote mate afhankelijk van aan wie je je vraag voorlegt.’
Veldstra ziet een kans weggelegd voor voorlichting. ‘Op natuureducatie is de afgelopen jaren helaas bezuinigd. Er zijn bijvoorbeeld nog maar een paar gemeenten met schooltuinen. Verder is het van belang bewoners actief te maken. Via groenparticipatie kunnen bewoners gemotiveerd worden de eigen omgeving te vergroenen. Dat levert over al steeds veel enthousiasme op; het sociale bindingseffect is in deze tijden van individualisering belangrijk!’
Overigens ziet Snep een positieve ontwikkeling bij tuincentra en de hovenierssector. ‘Ook zij realiseren zich steeds meer dat ze voor groen moeten gaan en hoe ze dit naar de burger kunnen communiceren. Zo wordt er bijvoorbeeld informatie gegeven over hoe je een groene omgeving kunt realiseren die om weinig onderhoud vraagt.’
* Op basis van gegevens uit de tool van Stichting Steenbreek, gemaakt door Cobra Groenzicht. Het artikel van de Telegraaf waarover wordt gesproken, is te vinden via deze link.