1. Hebben smart city’s andere pleinen?
‘Dé smart city bestaat niet. Waar het om gaat is dat we voor het eerst in de geschiedenis altijd verbonden zijn met alles en iedereen en dat het, technisch gezien, niet meer uitmaakt waar je bent. Technologisering en digitalisering veranderen steden, maar het is geen doel op zich. Dat geldt ook voor pleinen. Pleinen veranderen door technologie, maar dat is niet het doel. Vanuit de Future City Foundation vinden wij het streven naar leefbaarheid belangrijk: mooie pleinen winnen het van saaie pleinen.’
2. Hoe ontwerp je dit?
‘De toenemende verbondenheid wordt georganiseerd door een netwerk van sensoren die beheer en onderhoud op afstand mogelijk maken. Je kunt het netwerk van sensoren inzetten om bepaalde basiskwaliteiten te monitoren en te waarborgen. Deze liggen op fysiek, sociaal en economisch vlak. Op fysiek gebied kun je van alles meten om de leefbaarheid te managen. Denk hierbij aan sensoren op bomen. Die kunnen de groei en bloei constant in de gaten houden. Of lantaarnpalen die een seintje afgeven wanneer een lamp het niet doet. Een stapje verder gaat het sociale beheer, zoals het meten van veiligheid.’
3. Hoe kan flexibiliteit in het ontwerp worden geïmplementeerd?
‘Het netwerk dat alles verbindt, moet wel ontworpen worden. Wanneer wordt gewerkt met sensoren, moet hier rekening mee worden gehouden in het ontwerp. Neem bijvoorbeeld sensorkastjes. Deze moeten op praktisch handige plekken geplaatst worden, maar ook esthetiek is belangrijk. De inrichting van een plein past zich aan de tijd aan. Zo kun je inspelen op de vraag van mensen. Denk bijvoorbeeld aan een plein dat overdag fungeert als markt of parkeerplaats en ’s avonds een uitgaansplek is. Of dat er overdag een skatebaan beschikbaar is die ’s avonds de grond in zakt en plaatsmaakt voor evenementen zoals liveoptredens.’
4. Dat brengt ons bij de vraag: als je omgeving zo flexibel is dat je overal kunt zijn: waar ben je dan?
‘Pleinen kunnen een heel belangrijke rol vervullen als ontmoetingsplek en zijn daarom bij uitstek locaties die zich moeten onderscheiden in betekenis. Daar kun je je identiteit aan ontlenen. Pleinen zijn altijd al een ontmoetingsplek geweest. Vroeger ging je ernaartoe, vergelijkbaar met de stamkroeg. Nu, in de veranderende wereld waar alles en iedereen flexibel is, spreek je niet af waar je kúnt zijn, maar waar je wílt zijn. Een plein moet dus aan aantrekkelijkheid winnen, anders verliest het. Je hebt pleinen die daarbij heel belangrijk zijn in het stedelijk weefsel. Denk aan het Museumplein in Amsterdam of de Brink in Deventer, die hebben door hun historie een sterke identiteit. Op nieuwere pleinen moet dat soms nog groeien. Dan kan een goed ontwerp echt daaraan bijdragen. Of een goed herontwerp.’
5. Ten slotte: zal de functie van het plein veranderen door de digitalisering?
‘Nee, dat denk ik niet. Het plein blijft een ontmoetingsplek. Deze ontmoetingsfunctie zal dus niet veranderen, maar wél worden versterkt. Door toename van verbondenheid en flexibiliteit willen mensen meer dan ooit elkaar ontmoeten en fysiek bij elkaar zijn. Wanneer de stad steeds flexibeler wordt, zijn pleinen daar de uitgewezen plekken voor. Maar het doel blijft gewoon wat het al eeuwen is: een plein.’
Dit een verkorte weergave van het artikel in het Mooie Pleinen magazine 2019.