Het aantal fysieke winkels vermindert, en dan moet Amazon nog komen. Net als in veel andere steden is er in Alkmaar aardig wat leegstand. Hoewel het doorzetten van deze ontwikkeling door sommige retailexperts wordt betwist, lijkt er reden tot zorg. Hoe kan er toch zoveel leegstand zijn in belangrijke doorgangsstraten van populaire steden, nota bene in een tijd waarin steden zeer in trek zijn?

Orde of chaos?

De adviseur stelde dat je een verkleining van het winkelareaal met twee strategieën tegemoet kunt treden: het winkelcentrum compacter maken door verspreide winkels bijeen te vegen, of het centrum juist diffuser maken door meer mengzones met andere, nieuwe functies te laten ontstaan. Je proefde dat het bureau inhoudelijk naar de tweede optie neigde, maar ook bleef hechten aan (veronderstelde) belangen achter de eerste optie. En aan woorden. Want ‘winkelcentrum’ is nu eenmaal een veel ingeburgerder begrip dan zoiets vaags als ‘gemengd gebied’. De reflex tot monofunctionele koopclusters is in veel steden daarom nog altijd groot. Het lijkt wel of de mens orde zoekt, zodra hij zich met stadsplanning bezighoudt. Terwijl de opgave misschien eerder moet zijn om de chaos te geleiden. Want duizenden verschillende mensen in een stad kúnnen geen overzichtelijke, vaste orde opleveren. Daarom raken veel winkelcentra in de loop der tijd in het slop: te veel vastgezette orde.

Het was veelzeggend dat op genoemde bijeenkomst, die geacht werd over winkels te gaan, ook over productie, dienstverlening en horeca werd gesproken. De bijeenkomst trad onvermijdelijk buiten de oevers van zijn eigen classificatie: een zoveelste signaal dat ‘winkelpanden’ en ‘winkelleegstand’ geforceerde en achterhaalde begrippen zijn. Leegstaande panden zijn het enige feit; wat erin zou kunnen is vraag twee. Veel panden staan leeg omdat bestemmingsplannen, vastgoedeigenaars, makelaars en banken elkaar gevangen houden in het frame van één functie. Wie dat loslaat en financiële spelregels (zoals de WOZ) verandert, ziet panden zich vanzelf weer vullen.

Stadsstraten

De grote winkelstraat zoals we die nu kennen, bestaat eigenlijk pas sinds de jaren zestig. Daarvoor waren veel stadsstraten rijke en in de tijd verkleurende mengsels van kruideniers, fabriekjes, hoefsmeden, barbiers enzovoorts. In bijvoorbeeld Engelse steden ontstond dat nog organischer, met uitvalswegen die vanuit de stadscentra het glooiende ommeland in meanderen. Daar wilden de bakkers en de pubs natuurlijk graag langs zitten.

Inmiddels is het moderne monofunctionele winkelcentrummodel weer op z’n retour. Let maar op hippe slogans als ‘van place to buy naar place to be’. Veel gemengde Amsterdamse stadsstraten functioneren ontegenzeggelijk beter dan verscheidene grote winkelcentra. De wederopstanding van de stadsstraat is terecht: het is een van de sterkste concepten in de ruimtelijke ordening. Stadsstraten bieden een ideaal frame voor functievrijheid en toch ook een beetje clustering. Want die clustering is nodig vanwege wat ik ‘luwtezekerheid’ noem.

Ik denk dat de argwaan die veel mensen tegen stedelijke verdichting voelen, te maken heeft met angst om de luwte te verliezen. Als een drukke stad als Amsterdam steeds dichter wordt, als er op steeds meer plekken veel mensen en luidruchtige functies verschijnen, dan nemen de mogelijkheden om je te verschuilen af. Het voelt unheimisch als er bij wijze van spreken elk moment een café of winkel onder je huisbalkon kan worden geopend. In verdichtende steden wordt het belangrijker dat mensen zich verzekerd voelen van luwtezones. Dat bruisende functies dus niet overal zomaar mogen verschijnen, maar zich hebben te beperken tot met name de drukkere stadsstraten.

Jane Jacobs zei het al

Vreemd genoeg wordt dit luwte-argument in veel detailhandelsbeleid niet genoemd, het zijn vooral economische en logistieke argumenten die het clusterdenken schragen. Oh ja, en dat het ‘gemakkelijker is voor de consument’. Maar dat hoeft de gemeente toch niet te regelen? Ondernemers weten veel beter wat de consument wil. Anders kun je vriendelijkheid achter toonbanken ook wel verplicht gaan stellen, omdat dat ‘prettiger’ is voor de consument. De markt doet dat prima: de winkel zonder vriendelijkheid gaat snel failliet. Juist vanwege die consument vestigen veel winkeliers zich op plekken waar ‘traffic’ is. De natuurlijke gang van zaken is dus al clusterend, meer dan de onvolprezen Jane Jacobs lief was. Zij pleitte daarom al in 1961 voor diversiteitsstrategieën, juist om te voorkomen dat er te monofunctionele (dus onuitgebalanceerde) clusters ontstaan.

Dat de volgens velen grootste stadsdenker aller tijden het omgekeerde adviseerde van waar veel winkelstrategieën nog altijd op neerkomen, mag in het debat wel wat meer aandacht krijgen. Het bureau op het Alkmaarse podium deed dat. Wie volgt?